RWZI's in het Activiteitenbesluit
Zoeken in de index
RWZI's vallen voor wat betreft de milieu-aspecten (zoals geur en bodembescherming) al sinds 1 januari 2011 onder het Activiteitenbesluit. Vanaf 1 maart 2014 vallen ook de wateraspecten onder algemene regels. Voor het lozen van effluent vanuit de RWZI op oppervlaktewater is vanaf dat moment geen watervergunning meer vereist.
De wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 20 en de wijziging van de Activiteitenregeling in Staatscourant 2014, nr. 1588.
De emissiegrenswaarden voor het effluent zijn opgenomen in het nieuwe artikel 3.5e lid 4 Activiteitenbesluit. Dit zijn de standaardeisen voor BZV, CZV, onopgeloste bestanddelen, fosfor en stikstof. Het zesde lid van artikel 3.5e biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om, indien het belang van de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater daartoe noodzaakt, bij maatwerkvoorschrift lagere grenswaarden vast te stellen dan de standaard grenswaarden, genoemd in het vierde lid. Als het bijvoorbeeld nodig is om waterkwaliteitsdoelstellingen te halen, kan het bevoegd gezag dus strengere normen opleggen.
De wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 20 en de wijziging van de Activiteitenregeling in Staatscourant 2014, nr. 1588.
Artikel 3.5e, lid 7 van het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschriftruimere eisen te stellen.
Minder strenge eisen dan de standaard voorschriften zijn ook mogelijk, maar niet voor alle stoffen. Artikel 3.5e lid 7 van het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschriftruimere eisen te stellen voor fosfor en stikstof. Voorwaarde hiervoor is wel dat het gemiddelde zuiveringsrendement voor alle RWZI's van het betreffende waterschap ten minste 75 procent bedraagt. Bovendien moet het een RWZI betreffen die voor 1 september 1992 in bedrijf is genomen en waarvan de ontwerpcapaciteit sinds die datum met niet meer dan 25 procent is uitgebreid, of een RWZI met een ontwerpcapaciteit van minder dan 20.000 inwonerequivalenten.
Het is niet mogelijk om minder strenge eisen te stellen voor BZV, CZV en onopgeloste bestanddelen.
De wijziging van het Activiteitenbesluit zijn gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 20 en de wijziging van de Activiteitenregeling in Staatscourant 2014, nr. 1588.
Bestaande vergunningvoorschriften die passen binnen de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften, blijven gedurende drie jaar als maatwerkvoorschrift bestaan. Dit is geregeld in artikel 6.2 lid 1 Activiteitenbesluit. Het bevoegd gezag hoeft dus niet onmiddellijk na inwerkingtreding van de wijziging van het Activiteitenbesluit een maatwerkvoorschrift te stellen, maar het heeft drie jaar de tijd om te bekijken of het nodig is om het maatwerkvoorschrift opnieuw vast te stellen. Deze overgangsregeling geldt onder meer voor de vergunningvoorschriften die betrekking hebben op fosfor en stikstof. Over die onderwerpen kunnen immers maatwerkvoorschriften worden gesteld op grond van artikel 3.5e lid 6 en 7. De termijn van drie jaar geldt ook voor alle vergunningvoorschriften over andere stoffen dan BZV, CZV, onopgeloste bestanddelen, fosfor en stikstof. Andere stoffen dan deze vijf zijn niet uitputtend geregeld in artikel 3.5e Activiteitenbesluit, zodat er over die andere stoffen maatwerkvoorschriften gesteld kunnen worden op grond van de zorgplicht (artikel 2.1 lid 4 Activiteitenbesluit).
Als er over een bepaald onderwerp geen maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld, vervallen de betreffende vergunningvoorschriften direct als ze strenger zijn dan de eisen in het Activiteitenbesluit. Een voorbeeld hiervan is een strenger meetvoorschrift (bijvoorbeeld een hogere frequentie dan geregeld in artikel 3.4gc Activiteitenregeling). Over het onderwerp meten en monitoren kunnen geen maatwerkvoorschriften worden gesteld.
Soepelere eisen in de vergunning die niet passen binnen de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften blijven gedurende een half jaar als maatwerkvoorschrift bestaan. Daarna zal de beheerder van de RWZI aan de strengere standaardeisen van het Activiteitenbesluit moeten voldoen.
De wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 20 en de wijziging van de Activiteitenregeling in Staatscourant 2014, nr. 1588.
In sommige watervergunningen is gebruik gemaakt van de zogeheten 75%-vrijstellingsregeling en zijn er geen grenswaarden voor totaal fosfor (P) of totaal stikstof (N) in de vergunning vastgelegd. Deze zogenaamde "open lozingsvergunningen" vallen buiten de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften van artikel 3.5e Activiteitenbesluit. Het zevende lid van dat artikel eist immers dat er een hogere grenswaarde wordt vastgesteld; een vergunningvoorschrift waarin geen grenswaarde wordt genoemd past daar niet in. Op grond van het overgangsrecht van artikel 6.2 lid 4 Activiteitenbesluit, blijven dergelijke vergunningvoorschriften gedurende een half jaar bestaan. Binnen een half jaar na het van kracht worden van de algemene regels voor de lozingen van RWZI's (dus voor 1 september 2014) zal het bevoegd gezag voor deze RWZI's een maatwerkvoorschrift met hogere grenswaarden voor totaal fosfor en totaal stikstof moeten stellen. Als het bevoegd gezag dat niet doet, worden na een half jaar automatisch de standaard emissiegrenswaarden van art. 3.5e lid 4 Activiteitenbesluit van toepassing.
De wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 20 en de wijziging van de Activiteitenregeling in Staatscourant 2014, nr. 1588.
De emissiegrenswaarden voor fosfor en stikstof die in de vergunning staan blijven gedurende 3 jaar als maatwerkvoorschrift bestaan. Dit zijn meestal grenswaarden uitgedrukt als gemiddelde van 10 opeenvolgende monsters (fosfor) of kalenderjaargemiddelden (stikstof). In het Activiteitenbesluit zijn de standaardeisen voor fosfor en stikstof geformuleerd als voortschrijdend jaargemiddelde waarde. Als het waterschap eerder wil overstappen op de nieuwe berekeningsmethode, dan zal het een verzoek moeten doen aan het bevoegd gezag om het maatwerkvoorschrift, dat uit het overgangsrecht is ontstaan, in te trekken. Zodra het bevoegd gezag het maatwerkvoorschrift heeft ingetrokken, zijn de standaardeisen van het Activiteitenbesluit van toepassing.
NB het bevoegd gezag zal deze standaardeisen niet in een nieuw maatwerkvoorschrift vastleggen. Het Activiteitenbesluit biedt immers alleen de bevoegdheid om bij maatwerkvoorschrift andere eisen te stellen dan de standaardeisen. Het is niet nodig (en niet mogelijk) om de eisen die het Activiteitenbesluit zelf bevat als maatwerkvoorschrift vast te leggen.
De wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 20 en de wijziging van de Activiteitenregeling in Staatscourant 2014, nr. 1588.