Watervergunning algemeen
Deze pagina wordt niet meer geactualiseerd.
De Helpdesk Water is onderdeel geworden van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Kijk op de IPLO-website voor meer informatie over de Vergunning milieubelastende activiteit.
Zoeken in de index
Vraag
Blijft na de inwerkingtreding van de Waterwet de mogelijkheid van een aansluitvergunning bestaan?
Antwoord
Ja, ook na inwerkingtreding van de Waterwet blijft het voor een waterschap in theorie mogelijk om op grond van artikel 56 van de Waterschapsweteen aansluitverordening op te stellen en op basis daarvan een aansluitvergunning onder voorwaarden aan de gemeente te verlenen. Hierbij moet wel worden bedacht dat de nieuwe beleidslijn van het rijk, op voorstel van de Unie van waterschappen, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg juist is om de praktijk van dergelijke aansluitvergunningen te verlaten en in te ruilen voor een praktijk van (afval-) waterakkoorden c.q. bestuurlijke afspraken waarvoor de Waterwet wel uitdrukkelijk de basis biedt.
Vraag
Kan het aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning ook dienen als een aanvraag voor een watervergunning?
Antwoord
Nee, de watervergunning en de omgevingsvergunning zijn aparte besluiten, ieder met een eigen bevoegd gezag en eigen procedure. Omdat beide besluiten een aparte grondslag hebben (Waterwet en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) kunnen ze niet geïntegreerd worden en worden ze ook afzonderlijk
aangevraagd. Wel kan daarbij gebruik worden gemaakt van 1 digitaal loket: het Omgevingsloket Online (art. 6.30 van de Waterwet en artikel 7.6 van de Wabo).
Zie pagina Handelingen in het watersysteem in het Handboek Water.
Vraag
Op basis van welke regels is de gemeente ook het loket voor aanvragen op basis van de Waterwet?
Antwoord
Artikel 6.15 van de Waterwet luidt: De aanvraag om een vergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente waar de handeling geheel of in hoofdzaak wordt verricht. De waterwetvergunning moet worden aangevraagd door het invullen van het aanvraagformulier. Het aanvraagformulier is beschikbaar is via www.Omgevingsloket.nl Het schriftelijke aanvraagformulier dat oorspronkelijk in bijlage IX van de Waterregeling was opgenomen, is per 1 juli 2013 vervallen.
Sindsdien staat in de Waterregeling dat voor aanvragen gebruik moet worden gemaakt van het formulier dat kan worden gedownload van http://www.omgevingsloket.nl/.
Zo nodig kan het bevoegd gezag vragen dit formulier ter beschikking te stellen.
Vraag
Ons waterschap heeft in het verleden vergunningen voor onbepaalde tijd verleend voor het onttrekken van water aan oppervlaktewater. We willen nu - op grond van artikel 6.22 Waterwet - deze vergunningen actualiseren en een concreet voorschrift opnemen waarin de onttrekking moet worden beëindigd als er geen water meer over de dichtstbijzijnde stuw komt. Kan hiervoor een revisievergunning worden gebruikt?
Antwoord
De revisievergunning is uitsluitend bedoeld voor het samenvoegen van verschillende bestaande watervergunningen voor een samenstel van handelingen tot één watervergunning voor dat samenstel. Dat lijkt hier niet aan de orde te zijn.
Op grond van artikel 6.22 Waterwet kan het bevoegd gezag een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen wel wijzigen of aanvullen. Er kan dus een voorschrift aan de vergunning worden toegevoegd over (tijdelijk) stopzetten van de onttrekking als er geen water over de bovenstroomse stuw stroomt. Eventuele andere verouderde voorschriften kunnen tegelijkertijd worden aangepast.
Het wijzigen of aanvullen van de voorschriften van een bestaande vergunning kan leiden tot schade voor de vergunninghouder. Die schade zou mogelijk door het waterschap vergoed moeten worden. Echter, iedere vergunninghouder moet er rekening mee houden dat voorschriften van de vergunning op enig moment kunnen worden gewijzigd of aangevuld. Bij oude vergunningen is deze kans steeds groter. Daarnaast kan sprake zijn van gewijzigde omstandigheden, zoals toename van droge periodes door klimaatverandering en nieuwe normen voor de ecologische toestand van oppervlaktewateren. Vanzelfsprekend moet u uw besluit goed motiveren en de vergunninghouder de gelegenheid bieden om zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel. 4:8 Algemene wet bestuursrecht).
Vraag
Heeft het waterschap de plicht om oude vergunningen, die nu onder de Waterwet zouden vallen, te actualiseren?
Antwoord
Die algemene actualisatieplicht (die ook geldt voor omgevingsvergunningen voor inrichtingen) staat in artikel 6.26 lid 1 Waterwet in samenhang met artikel 2.30 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Artikel 6.26 is alleen van toepassing op watervergunningen voor het lozen of storten van stoffen. Watervergunningen voor grondwateronttrekkingen of het gebruik van waterstaatswerken hoeven dus niet regelmatig te worden bezien op actualiteit.
Daarnaast is er een specifieke vierjaarlijkse actualisatieplicht opgenomen in artikel 6.2 van de Waterregeling. Deze actualisatieplicht geldt uitsluitend voor watervergunningen voor het lozen, waarbij een of meer stoffen worden geloosd waarvoor Europese emissiegrenswaarden zijn vastgesteld.
Tenslotte moet worden bedacht dat het uitgangspunt van de Waterwet is dat er één integrale watervergunning wordt verleend. Om te zorgen dat de watervergunningen die uit het overgangsrecht ontstaan binnen afzienbare tijd ook in één integrale watervergunning worden omgezet, bepaalt artikel 6.18, eerste lid Waterwet, dat bij de aanvraag van een wijziging van een watervergunning die betrekking heeft op een handeling die deel uitmaakt van een samenstel van handelingen waarvoor ook reeds een of meer andere watervergunningen van kracht zijn, het bevoegd gezag kan bepalen dat een nieuwe watervergunning moet worden aangevraagd voor alle handelingen die behoren tot het samenstel. Zo'n vergunning wordt een revisievergunning genoemd. Hoofdsstuk 2.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevat een vergelijkbare bepaling voor de omgevingsvergunning voor een inrichting.
Het bevoegd gezag moet over het verlenen van een revisievergunning overeenstemming bereiken met de andere bevoegde bestuursorganen. Wie het bevoegde gezag is, volgt uit artikel 6.17 Waterwet.
Artikel 6.18, tweede tot en met vierde lid Waterwet, bevat enkele procedurele bepalingen voor revisievergunningen. Als een aanvraag om een revisievergunning is ingediend, worden andere aanvragen tot wijziging van een van de betrokken watervergunningen buiten behandeling gelaten. Bestaande rechten uit de betrokken watervergunning kunnen niet zomaar ingeperkt worden; dit kan alleen als dat toch al mogelijk zou zijn op grond van bijvoorbeeld artikel 6.22 Waterwet. De bestaande watervergunningen vervallen op het moment dat de revisievergunning onherroepelijk is geworden.
Artikel 6.18 Waterwet is pas van toepassing als de vergunninghouder zelf besluit om een wijziging van een watervergunning aan te vragen. De situatie dat die vergunninghouder over verschillende watervergunningen beschikt, kan daardoor nog geruime tijd voortduren. Om die reden is in artikel 6.19 Waterwet bepaald dat het bevoegd gezag ook ambtshalve een revisievergunning kan verlenen. Hiervoor gelden dezelfde procedurele eisen als bij een revisievergunning op aanvraag.
Zie de pagina Aanvraag en voorbereidingsprocedure watervergunning in het Handboek Water.
Vraag
Moeten bedrijven die zijn aangesloten op een bedrijfsriolering dat op haar beurt loost op de rioolwaterzuiveringsinstallatie beschouwd worden als lozer in de zin van de Wet milieubeheer/de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (indirecte lozers) of moeten deze worden beschouwd als lozers als bedoeld in artikel 6.2, lid 2 Waterwet?
Antwoord
Alle lozingen op het bedrijfsriool gelden als indirecte lozingen, en vallen daarmee onder het bevoegd gezag van de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het maakt hierbij niet uit of sprake is van een lozing op een openbaar of privaat rioolstelsel. De lozing vanuit een bedrijfsriool rechtstreeks op de rioolwaterzuiveringsinstallatie (dus zonder tussenkomst van de gemeentelijke riolering of andere bedrijfsriolering) is wel vergunningplichtig op grond van artikel 6.2 lid 2 Waterwet.
Zie de pagina Waterwet en indirecte lozingen in het Handboek Water.
Vraag
Uit de coördinatiebepaling van artikel 6.27 Waterwet volgt dat aanvragen voor de watervergunning en de Wabo-vergunning binnen 6 weken na elkaar moeten zijn ingediend. Zo niet, dan kunnen de aanvragen niet in behandeling worden genomen. Wat is de consequentie voor de aanvraag van een watervergunning wanneer gedurende de vergunningprocedure de Wabo-aanvraag wordt ingetrokken en op een veel later tijdstip opnieuw wordt ingediend?
Antwoord
Artikel 6.27 is van toepassing op de aanvraag voor een watervergunning van een IPPC bedrijf. Alleen voor deze vergunningen geldt de wettelijk voorgeschreven coördinatieplicht.
Wanneer een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingetrokken, dan valt er strikt genomen niets meer te coördineren. De aanvraag van de Watervergunning moet dan ook buiten behandeling worden gelaten. Dit is niet verwonderlijk als wordt bedacht dat het juist de bedoeling is beide vergunningen te moeten hebben voordat een IPPC-inrichting kan worden opgericht of gewijzigd.
Vraag
Vergunningverlening wordt steeds meer een digitaal proces. Moeten bijlagen bij een vergunningsdossier ook digitaal gewaarmerkt worden?
Antwoord
In de huidige wetgeving is nog weinig geregeld over besluiten in digitale vorm. Vermoedelijk komt daar de komende twee jaar verandering in, want de rijksoverheid werkt aan verschillende wetstrajecten die tot een betere digitale dienstverlening moeten leiden. Zie http://www.digitaleoverheid.nl/digitaal-
2017/digitalisering-aanbod/wetgeving.
In de Awb is niets geregeld over het digitaal waarmerken van bijlagen bij een besluit. De werkwijze om het besluit en de bijlagen in één pdf te zetten en die van een digitale handtekening te voorzien, voldoet in ieder geval. Maar volgens de website van infomil zou een eenvoudige verwijzing in de vergunning naar door de aanvrager aangeleverde informatie ook volstaan, zie http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-tuinbouw/systematiek/omgevingsvergunning/vragen-antwoorden/@145170/verplicht-documenten/.
Vraag
Kan het opleggen van een maatwerkvoorschrift op basis van het Activiteitenbesluit en het verlenen van een watervergunning op basis van de Keur in één beschikking worden geïntegreerd? Zou het antwoord anders luidden indien de aanvraag op basis van de Waterwet en de Keur zou zijn?
Antwoord
Besluiten met verschillende wettelijke grondslagen zijn altijd afzonderlijke besluiten. Dat geldt ook voor een watervergunning op grond van de keur en een maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit. Zelfs als u beide besluiten in één document verenigt, blijven het in juridische zin twee afzonderlijke besluiten.
De Waterwet maakt expliciet een uitzondering op deze hoofdregel van het bestuursrecht in artikel 6.17: op een aanvraag om een vergunning voor een samenstel van handelingen wordt één besluit genomen door één bevoegd gezag. Dit artikel geldt echter alleen voor watervergunningen en niet voor andere besluiten, zoals maatwerkvoorschriften. Zie ook de definitie van watervergunning in artikel. 1.1 Waterwet.
Vraag
Is het mogelijk een drainagevergunning in te trekken op grond van artikel 6.22, lid 3, onder b van de Waterwet, omdat het waterschap nieuw beleid heeft opgesteld waarbij drainage in kwetsbaar natuurgebied niet meer wordt vergund en kan daarbij onder 'omstandigheden of feiten' ook worden verstaan 'nieuw vastgesteld beleid'?
Antwoord
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Waterwet is niet omschreven wat moet worden verstaan onder "omstandigheden of feiten" als bedoeld in artikel 6.22 lid 3 onder b Waterwet. Naar zijn aard is "omstandigheden of feiten" een zeer ruim begrip. Ook gewijzigd beleid van het waterschap kan tot intrekking van verleende watervergunningen aanleiding geven. Daarbij is vooral van belang wat dat nieuwe beleid precies inhoudt. In het ideale geval zou in het nieuwe beleid zijn vastgelegd hoe wordt omgegaan met bestaande, vergunde handelingen die niet passen binnen het nieuwe beleid. Intrekking van de watervergunning is zeker mogelijk, als expliciet in het nieuwe beleid is opgenomen dat het waterschap (na een bepaalde overgangsperiode) tot intrekking zal overgaan. Intrekking van de watervergunning is natuurlijk niet mogelijk (althans niet door slechts naar het nieuwe beleid te verwijzen) als in de beleidsregel is vastgelegd dat het nieuwe beleid alleen van toepassing is op nieuwe aanvragen.
Ook de vraag of het waterschap onderzoek moet doen naar de schade die in het specifieke geval door de drainage wordt toegebracht, hangt af van de exacte formulering van de beleidsregel. In principe zou dergelijk onderzoek (in algemene zin) al bij de voorbereiding van de beleidsregel moeten zijn uitgevoerd, ter onderbouwing van het nieuwe beleid. Als dat zo is, dan kan worden volstaan met een verwijzing naar de beleidsregel en is geen onderzoek naar het specifieke geval nodig.
Ter illustratie verwijzen wij naar de uitspraak AT8765 van de Raad van State:
Deze casus heeft geen betrekking op het waterrecht, maar geeft wel een aardig beeld van de mogelijkheden van intrekking van bestaande vergunningen op grond van gewijzigd beleid. Let wel, in de casus waarop deze uitspraak betrekking heeft had de gemeente uitdrukkelijk voorzien in een overgangsperiode voor bestaande gevallen die in strijd waren met het nieuwe beleid.
De betrokkene zou bij intrekking van de vergunning mogelijk aanspraak kunnen maken op schadevergoeding op grond van artikel 7.14 Waterwet, mits de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Het is echter niet ondenkbaar dat eventuele schade vanwege intrekking van de vergunning tot het normale maatschappelijke risico behoort. Perceeleigenaren binnen een kwetsbaar natuurgebied moeten er immers rekening mee houden dat de bescherming van natte natuurwaarden op enig moment kan leiden tot beperking van de mogelijkheden om te draineren.