Rechtsbescherming
Zoeken in de index
Vraag
Wat betreft het beroep tegen een watervergunning: hoe is de beroepsprocedure wanneer verschillende activiteiten, zoals bouwen in de waterkering en lozen op het oppervlaktewater, gecombineerd zijn in één watervergunning?
Antwoord
Wat betreft het beroep tegen een watervergunning volgt de Waterwet de hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht: beroep in twee instanties. Dat wil zeggen: beroep op de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien de handelingen behoren tot een samenstel, wordt er voor dat samenstel één watervergunning verleend met één procedure. Aangezien de watervergunning in het voorbeeld (mede) betrekking heeft op een lozing, is artikel 6.16 Waterwet van toepassingen (met uitzondering van de gevallen genoemd in artikel 6.1b Waterbesluit) en wordt de vergunning voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betreft dus de gehele vergunning, ook de handelingen van het samenstel anders dan het lozen. Artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, waarin rechtstreeks beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is geregeld, is niet van toepassing op de Waterwet, tenzij sprake is van verplichte coördinatie met de milieuvergunning (zie artikel 1.18, onderdeel U, van de Invoeringswet Waterwet).
Zie de pagina samenloop van bevoegdheden in het Handboek Water.
Vraag
Is het besluit van Gedeputeerde Staten om de projectprocedure van toepassing te verklaren, een appellabel besluit?
Antwoord
Het besluit om een procedure van toepassing te verklaren is in de regel niet als zelfstandig besluit aan te merken als bedoeld in artikel 1.3 Algemene wet bestuursrecht. Er is namelijk slechts sprake van een beslissing inzake de voorbereiding van een besluit. Deze beslissingen zijn op grond van artikel 6.3 Algemene wet bestuursrecht uitgezonderd van bezwaar en beroep. Overigens dient de provincie in een verordening te bepalen of de projectprocedure op grond van artikel 5.5 e.v. van toepassing is op andere projecten dan aanleg, verlegging of versterking van een primaire waterkering. Tegen de vaststelling van een verordening staat ook geen bezwaar of beroep open omdat het hier gaat om algemeen verbindende voorschriften die ingevolge artikel 8.2 van de Awbzijn uitgezonderd van beroep
Zie de pagina aanleg en wijzigingen van waterstaatswerken in het Handboek Water.
Vraag
Indien met betrekking tot het projectplan geen projectprocedure wordt voorgeschreven (geen goedkeuring Gedeputeerde Staten en beroep op de Raad van State), wat is dan de procedure na de vaststelling door het waterschapsbestuur?
Antwoord
Het projectplan is een Awb (Algemene wet bestuursrecht)-besluit. Tegen de vaststelling van een regulier projectplan staat dan ook de normale rechtsbeschermingsprocedure open (eerst bezwaar, dan beroep bij rechtbank en eventueel later nog bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State). Indien wordt gekozen voor de openbare voorbereidingsprocedure op grond van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht wordt de bezwaarfase overgeslagen, maar kunnen wel zienswijzen worden ingediend tegen het ontwerpplan. Indien het plan onherroepelijk is geworden, kan het in uitvoering worden genomen. Het kan wel zijn dat er naast dit projectplan andere uitvoeringsbesluiten zijn vereist, zoals een vergunning op grond van de Ontgrondingenwet of een omgevingsvergunning (wanneer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is). Een aantal procedurele bepalingen in de Crisis- en herstelwet is op alle projectplannen van toepassing.
Zie de pagina aanleg en wijziging van waterstaatswerken in het Handboek Water.
Vraag
Hoe is de rechtsbescherming geregeld bij een peilbesluit?
Antwoord
Met de inwerkingtreding van de Waterwet kan, conform de hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht, tegen de vaststelling van een verplicht peilbesluit, dat tot stand komt met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Voorwaarde is dat degene die beroep wil instellen eerst een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit. Na het beroep kan eventueel hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 2 april 2014 201304187/1/A4) overwogen dat tegen onverplichte besluiten tot vaststelling van een louter indicatief streefpeil geen beroep open staat omdat dit soort beslissingen geen rechtsgevolgen hebben.
De vaststelling van de streefpeilen is volgens de Afdeling niet gericht op enig rechtsgevolg, nu er geen recht, plicht, bevoegdheid of juridische status door wordt gecreëerd of tenietgedaan. Het zijn daarom geen peilbesluiten in de zin van artikel 5.2 van de Waterwet en ook anderszins geen besluiten in de zin van de Awb.
Zie de pagina peilbesluiten in het Handboek Water.
Vraag
Hoe is de rechtsbescherming geregeld bij een projectplan?
Antwoord
Indien de projectprocedure van toepassing is (zie artikel 5.5 Waterwet) behoeft het projectplan goedkeuring van gedeputeerde staten (artikel 5.7 Waterwet). Tegen dit goedkeuringsbesluit staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 5.13 Waterwet). Tegen het besluit kan echter geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs eerst zienswijzen had kunnen inbrengen tegen het ontwerp van het projectplan (van het waterschap). Dit is geregeld in artikel 5.13, eerste lid van de Waterwet.
Voor gevallen waarbij de projectprocedure niet van toepassing is, geeft de Waterwet geen procedurele bepalingen. Voor de grote projecten ligt het in de rede de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht toe te passen, omdat in die gevallen mogelijk onbekende belanghebbenden van het besluit op de hoogte moeten worden gesteld. Voor de kleinere projectplannen, waarbij alle mogelijk belanghebbenden bekend zijn en persoonlijk op de hoogte worden gesteld, kan volstaan worden met de kortere procedure in Titel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht. De bepalingen in hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en Herstelwet zijn van toepassing op alle projectplannnen.
Zie de pagina's aanleg en wijziging waterstaatswerk en waterstaatswerk aanleggen of wijzigen in het Handboek Water.
Vraag
Moet bij afwijzing van een verzoek tot handhaving van een grondwateronttrekking een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend worden bij de rechtbank of bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State?
Antwoord
Tegen (vrijwel) alle besluiten krachtens de Waterwet of de keur staat beroep in twee instanties open: beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit is conform de hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht. Een verzoek om voorlopige voorziening kan volgens artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak (= het beroep tegen het besluit). Een voorlopige voorziening tegen de weigering van een verzoek tot handhaving moet daarom worden ingediend bij de rechtbank.
Zie de pagina grondwater onttrekken of infiltreren in het Handboek Water.