Beheer en zorgplichten
Zoeken in de index
Vraag
Bergingsgebieden worden planologisch aangewezen en op de legger vastgelegd. In bergingsgebieden geldt een duldplicht voor wateroverlast en overstroming. Maar hoe zit het met noodoverloopgebieden?
Antwoord
Noodoverloopgebieden zijn gebieden die niet bestemd zijn om met enige regelmaat water op te vangen, maar alleen in uiterste nood onder water worden gezet om overstroming elders te voorkomen. Het gaat in feite om een overmachtsituatie, waarin tussen twee kwaden moet worden gekozen: "Liever een dunbevolkte polder laten onderlopen dan dat Amsterdam onder water komt te staan". In dergelijke gevallen zal de calamiteitenregeling van hoofdstuk 5, paragraaf 5 Waterwet worden toegepast.
Vraag
De formele borging van water in bestemmingsplannen laat nog te wensen over; realisatie van water valt vaak niet af te dwingen. Is dit onder de Wro (Wet ruimtelijke ordening) en Waterwet anders?
Antwoord
Nee, de realisatie van water kan niet worden afgedwongen. Provinciale Staten leggen in een of meer regionale waterplannen de hoofdlijnen vast van het in de provincie te voeren waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het provinciale ruimtelijke beleid. Deze plannen zijn voor de ruimtelijke aspecten tevens structuurvisies als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening. In paragraaf 9.3 van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Waterwet wordt dit met voorbeelden nader toegelicht. Alhoewel een structuurvisie alleen het vaststellende bestuursorgaan bindt, moet een gemeente die een bestemmingsplan wil vaststellen in strijd met een vigerend regionaal waterplan wel een hele goede motivering hebben.
De watertoets is ook onder de nieuwe Wro nog steeds van toepassing. De watertoets zorgt er in ieder geval voor dat de wateraspecten bij het opstellen van ruimtelijke plannen betrokken worden. Voor wat betreft het realiseren van de KRW-doelen is een aanvulling tot stand gekomen op de Bestuurlijke notitie watertoets met handreiking (pdf, 425 kB), waarin is aangegeven hoe deze doelen het beste betrokken kunnen worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Zie het digitale Handboek Water de pagina:Waterplan als stuctuurvisie in de Wro
Vraag
Via de Invoeringswet Waterwet is het goedkeuren van besluiten van waterschappen door de provincie geschrapt. Dit is in overeenstemming met de notitie van het IPO en de Unie van Waterschappen getiteld "Afstemmen van taken in het regionaal waterbeheer", waarin die organisaties hun gemeenschappelijke toekomstvisie op samenwerking en de onderlinge verhoudingen van provincies en waterschappen hebben verwoord. Het goedkeuren van besluiten past niet in die visie. Ook peilbesluiten van het waterschap worden dus voortaan niet meer onderworpen aan goedkeuring door de provincie.
Antwoord
Het interbestuurlijke toezicht is in hoofdstuk 3 van de Waterwet uitgewerkt. Op grond van dat hoofdstuk kan de provincie aanwijzingen geven over alle in het kader van het waterbeheer te nemen besluiten van waterschappen. Mocht het nodig zijn, dan kunnen gedeputeerde staten dus een aanwijzing geven om de inhoud van een peilbesluit bij te sturen.
Zie in het digitale Handboek Water de pagina:Peilbesluiten
Vraag
Hoe en waarin is de zorgplicht voor grondwater in stedelijk gebied nu geregeld?
Antwoord
De gemeentelijke grondwaterzorg, die tot 22 december 2009 in artikel 9b van de Wet op de waterhuishouding was te vinden, staat nu in artikel 3.6 van de Waterwet. Voor 2013 moet elke gemeente een zogenoemd 'verbreed rioleringsplan' hebben vastgesteld waarin ondermeer de zorgplicht wordt geconcretiseerd.
In deLedenbrief 'Wet gemeentelijke watertaken' van de VNG is de grondwaterzorgplicht uitvoerig toegelicht . Meer informatie is bijvoorbeeld ook te vinden in de 'Wegwijzer Waterwet' (hst. 3), een boekje dat via Kluwer is te bestellen.
Zie voor meer informatie de pagina: Zorgplicht grondwater
Vraag
Klopt het dat de zorgplicht (Keur) nooit van toepassing is op handelingen die plaatsvinden op basis van een algemene regel?
In de wetgeving worden steeds vaker zorgplichtartikelen opgenomen. Ook onze keur kent twee zorgplichtartikelen: één voor handelingen waarop de keur van toepassing is en één voor handelingen waarop de algemene regels van de keur van toepassing zijn. Beide artikelen zijn op precies dezelfde manier verwoord. Voor zover ik weet is handhaving van de zorgplicht alleen mogelijk als wordt voldaan aan twee voorwaarden:
- Het moet voor de overtreder duidelijk zijn wanneer handelingen (of nalaten daarvan) schadelijk zijn voor het watersysteem. Handhaven op vage normen is niet mogelijk.
- De zorgplicht is niet van toepassing als dat onderdeel uitputtend is geregeld (zie uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2014:174).
Antwoord
Nee, uit de formulering van de zorgplicht in de keur blijkt dat die zorgplicht in alle gevallen geldt. Ook als er algemene regels zijn gesteld.
Een zorgplicht is inderdaad alleen direct handhaafbaar als de overtreder wist of had moeten weten dat zijn handeling tot schade aan het watersysteem zou leiden. Het moet dus een evidente schending van de zorgplicht betreffen. Als de schending niet evident is, dan kan het bevoegd gezag niet zo maar handhavend optreden, maar zal het eerst een maatwerkvoorschrift (afzonderlijke beschikking) moeten stellen om te verduidelijken wat de zorgplicht in dat geval inhoudt. Zie voor een rechterlijke uitspraak hierover: https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/handboek-water/thema's/lozen-(-afvalwater)/lozingsbesluiten/zorgplicht-algemene/
De regel dat de zorgplicht niet van toepassing is als een aspect uitputtend is geregeld, geldt alleen voor de zorgplichten van het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen. In artikel 2.1 lid 1 van beide besluiten is namelijk aangegeven dat de zorgplicht alleen geldt voor gevolgen "die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels". In de rechtspraak is - in lijn met de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit - bepaald dat overtreding van de zorgplicht daarom uitsluitend aan de orde is in gevallen waarvoor het besluit geen uitputtende regeling heeft.
In de formulering van de zorgplicht in de keur en algemene regels van uw waterschap ontbreekt de zinsnede "die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens de keur gestelde regels". De jurisprudentie over het Activiteitenbesluit mag daarom niet toegepast worden op de zorgplicht van de keur. Uit de formulering van de zorgplicht in de keur blijkt juist dat die zorgplicht in alle gevallen geldt. Ook als er algemene regels zijn gesteld. De zorgplicht behoudt daarom zijn betekenis als er algemene regels gelden, en er kan dus sprake zijn van een evidente overtreding van de zorgplicht van de keur, ook al gelden er algemene regels.
NB: onder het nieuwe stelsel van de Omgevingswet – zie het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) - ontbreekt ook de genoemde zinsnede van het Activiteitenbesluit. Dat betekent dat de specifieke zorgplicht altijd geldt, ook als er concrete algemene regels zijn gesteld of als de activiteit vergunningplichtig is.
Vraag
Welke regelgeving vermeldt dat de particulier een zorgplicht heeft als het gaat om het beheersen van het grondwaterpeil op zijn eigen perceel?
Antwoord
Met de Wet gemeentelijke watertaken is de grondwaterzorgplicht voor gemeenten voor het eerst geformuleerd. Inmiddels is deze zorgplicht te vinden in artikel 3.6 van de Waterwet:
"De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort."
De zinsnede "in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen" betekent dat de gemeente niet is gehouden om maatregelen te treffen op particulier terrein. De verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen op particulier terrein ligt bij de eigenaar van de grond. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel gemeentelijke watertaken (kamerstukken II 2005-2006, 30578, nr. 3) is dit als volgt verwoord: "Een eigenaar dan wel erfpachter is verantwoordelijk voor de staat waarin de bij hem in eigendom zijnde gebouwen verkeren, inclusief de fundering en het – indien gewenst – waterdicht zijn van kelders en kruipruimtes, en voor de toestand waarin zijn percelen verkeren. Van hem mag worden verwacht dat hij, indien nodig of gewenst, de vereiste (waterhuishoudkundige en/of bouwkundige) maatregelen neemt om problemen als gevolg van een bepaalde grondwaterstand te voorkomen of te bestrijden, voorzover deze niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van een ander, particulier of overheid."
Van particulieren wordt dus niet verwacht dat zij het grondwaterpeil op hun perceel beheren. Van particulieren wordt wel verwacht dat, als zij of anderen in de omgeving overlast ervaren dan wel om te voorkomen dat ze overlast ondervinden, zelf waterhuishoudkundige of bouwkundige maatregelen treffen op hun eigen terrein. Feitelijk begint de gemeentelijke grondwaterzorgplicht daar waar deze van de perceel eigenaar ophoudt.
Zie in het digitale Handboek Water de pagina: Zorgplicht grondwater