Handhaving
Zoeken in de index
Vraag
Kan afkoppeling door de gemeente worden afgedwongen?
Antwoord
Onder de huidige wetgeving heeft de gemeente een zorgplicht voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en regenwater. Bij nieuwbouw wordt dit reeds gescheiden afgevoerd. Bij bestaande woningen met een gecombineerde rioolwaterafvoer geldt evenzeer de zorgplicht. Uitgangspunt van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken zoals die per 1 januari 2008 van kracht is geworden, is de primaire eigen verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar voor het hemelwater en grondwater op het eigen perceel.
De gemeente heeft in de Wet milieubeheer (artikel 10.32a) de mogelijkheid gekregen om bij verordening regels te stellen aan o.a. de lozing van hemelwater. De Memorie van toelichting (30578 nr. 3) stelt hierover:
"Voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het hemelwaterbeleid is het met name van belang dat daar waar lozingen van afvloeiend hemelwater en ingezameld grondwater nog op het gemengde stelsel plaatsvinden, de gemeente mogelijkheden heeft om die lozingen op termijn te beëindigen, namelijk van het openbaar vuilwaterriool af te koppelen. Dat kan indien voor afvloeiend hemelwater of ingezameld grondwater een afzonderlijk stelsel wordt aangelegd of indien van de lozers in het desbetreffende gebied in redelijkheid gevergd kan worden om het afvloeiende hemelwater of ingezameld grondwater zelf in het milieu terug te brengen door lozing in het oppervlaktewater of op of in de bodem. In de hiervoor genoemde verordening kan daarom ook een termijn worden bepaald, waarbinnen dit zogenoemde afkoppelen dient te worden gerealiseerd." De VNG heeft een model-verordening gepubliceerd met een nadere toelichting (zie hiervoor: www.vng.nl). Als van de perceeleigenaar redelijkerwijs kan worden gevergd hemelwater op eigen terrein te verwerken, zijn de kosten hiervan ook voor rekening van de eigenaar.
Zie het digitale Handboek Water de pagina: Zorgplicht hemelwater
Vraag
Wat is de rechtsbescherming tegen een opgelegd gedoogplicht? De Awb is van toepassing op de Waterwet; betekent dit dat beroep en bezwaar open staat bij de bestuursrechter?
Antwoord
In de Waterwet is niets geregeld over de procedure bij het opleggen van een gedoogplicht. Daarom is inderdaad de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dat betekent dat er tegen een besluit tot opleggen van een gedoogplicht beroep open staat in twee instanties: beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State. Voordat een belanghebbende in beroep kan gaan moet hij eerst bezwaar maken tegen het besluit bij het bestuursorgaan dat de gedoogplicht heeft opgelegd.
De Waterwet bevat wel een specifieke procedure voor projectplannen voor de aanleg, verlegging of versterking van primaire waterkeringen en voor bij provinciale verordening aangewezen gevallen (paragraaf 5.2 Wtw). Daarin is bepaald dat alle uitvoeringsbesluiten die nodig zijn voor de uitvoering van zo'n projectplan worden gecoördineerd. In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat tegen de gecoördineerde besluiten rechtstreeks beroep open staat bij de Raad van State. Wat uitvoeringsbesluiten zijn is niet gedefinieerd in de Waterwet. In de MvT is wel beschreven welke besluiten niet tot de uitvoeringsbesluiten behoren die gecoördineerd worden (kamerstukken II 2006-2007, 30818, nr 3, p. 106-107:
"Er kan sprake zijn van besluiten die strikt genomen niet goed kunnen worden aangemerkt als besluiten ter uitvoering van het projectplan, nu zij niet een onderwerp regelen dat rechtstreeks is geregeld in het plan. Het gaat om besluiten die facilitair zijn aan de feitelijke uitvoering van de werken en die met de inhoud van het plan geen directe relatie hebben. Te denken valt aan besluiten die op initiatief van de aannemer worden aangevraagd (bijv. een bouwvergunning voor een bouwkeet of het plaatsen van een hijskraan, een tijdelijk verkeersbesluit, etc.). Het komt namelijk nogal eens voor dat ten tijde van de vaststelling van het plan en de besluiten ter uitvoering daarvan nog volstrekt onduidelijk is welke nadere besluiten genomen moeten worden nu de uitvoeringsmethode nog moet worden bepaald. Op zodanige besluiten is de coördinatieregeling niet van toepassing en zij worden beheerst door de reguliere regelgeving ter zake."
Uit deze passage blijkt dat alle besluiten die ten tijde van de vaststelling van het projectplan kunnen worden voorzien, wel tot uitvoeringsbesluiten worden gerekend. Het opleggen van een gedoogplicht valt daar ook onder.
Vraag
Gelden de bepalingen over handhaving (specifiek het maken van een jaarplan, uitvoeringsprogramma en handhavingsbeleid etc.) genoemd in onder andere hoofdstuk 5 van de Wabo, hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en hoofdstuk 10 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) ook specifiek voor de Keur van het waterschap?
Antwoord
Ja. In artikel 8.6 van de Waterwet is geregeld dat paragraaf 5.2 en 5.5 van de Wabo van overeenkomstige toepassing zijn op de handhaving van de bepalingen van hoofdstuk 6 van de Waterwet. In artikel 6.13 Waterwet staat dat paragraaf 6.2 van de Waterwet ook van toepassing is op vergunningen op grond van de keur. Beide artikelen samen regelen dus dat paragraaf 5.2 Wabo (dat de basis is voor hoofdstuk 7 Bor, met betrekking tot o.a. handhavingsbeleid, uitvoeringsprogramma etc.) van toepassing is op de handhaving van watervergunningen op grond van de keur.
Situatie
Op basis van artikel 6.2 van de Waterwet is het verboden om stoffen te brengen in oppervlaktewater. Geconstateerd is dat een boer afvalwater (met veel nitraat) afkomstig van een luchtwassysteem via een afwateringsbuis loost op oppervlaktewater. De boer heeft de buis (op verzoek van het waterschap) afgedicht met een dop, maar deze kan zo worden verwijderd. De boer heeft aangegeven dat hij voor deze oplossing heeft gekozen, zodat hij opnieuw kan lozen. Tegen de lozing kan handhavend worden opgetreden.
Kan ook handhavend worden opgetreden tegen het aanwezig zijn van de afwateringsbuis op zich? (Hierbij in ogenschouw nemende dat de boer heeft aangegeven dat hij weer wil lozen en het waterschap de lozing nooit zal toestaan).
Actie
Alleen tegen het lozen kan handhavend worden opgetreden. Op grond van artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht kan echter ook een herstelsanctie (zoals een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang) worden opgelegd zodra het gevaar van een overtreding klaarblijkelijk dreigt. Het is daarom mogelijk om handhavend op te treden voordat de feitelijke lozing heeft plaatsgevonden, maar het waterschap zal daarbij wel moeten kunnen motiveren dat de overtreding (het lozen zonder vergunning) klaarblijkelijk dreigt. De uitlating van de boer dat hij weer wil gaan lozen is daarvoor een eerste aanknopingspunt, maar is waarschijnlijk geen voldoende motivering. Er zullen aanvullende aanwijzingen moeten zijn voor een dreigende overtreding. (zie de uitspraak van de Raad van State van 25 mei 2011, LJN: BQ5928)
Vraag
Voorheen (onder de Wvo (Wet verontreiniging oppervlaktewateren)) kon worden gehandhaafd in situaties dat er een verontreiniging van het oppervlaktewater zou kunnen plaatsvinden. Te denken valt aan een steiger met afval dat in het oppervlaktewater zou kunnen belanden. Een aantal duwbakken aan de kade waarop veel schroot ligt (ook in de gangboorden), daarvan kan met hoogtij het afval worden meegenomen door het oppervlaktewater. Kan dit worden gehandhaafd op grond van de Waterwet?
Antwoord
Volgens artikel 6.2 lid 1 Waterwet is het verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij daarvoor een vergunning of vrijstelling is verleend. Artikel 6.2 lid 1 Waterwet is de opvolger van artikel 1 lid 1 Wvo en artikel 1 lid 3 Wvo in samenhang met het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wvo. Het onderscheid dat in de Wvo werd gemaakt tussen lozingen met behulp van een werk (art. 1 lid 1 Wvo) en zonder werk (artikel 1 lid 3 Wvo) is in de Waterwet niet gemaakt. Alle lozingen in oppervlaktewater, dus zowel met als zonder werk, vallen onder artikel 6.2 lid 1 Waterwet. Voor de volledigheid: er bestaat geen AMvB waarin een vrijstelling staat van het verbod van artikel 6.2 lid 1 Waterwet voor het lozen van schroot via de gangboorden van duwbakken. Het lozen van schroot is dus in strijd met artikel 6.2 lid 1 Waterwet. Maar indien het schroot nog niet in het oppervlaktewater terecht is gekomen, nog geen sprake is van een lozing. Het is wel mogelijk om preventief handhavend op te treden, maar in de jurisprudentie worden daar strenge eisen aan gesteld. Er zal dan sprake moeten zijn van een gevaar van een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden.
Indien sprake is van het lozen van afvalstoffen vanaf schepen op binnenwateren die openstaan voor openbaar scheepvaartverkeer dan is de Waterwet niet van toepassing maar gelden alleen de bepalingen in het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart