Waterplanten

Beschrijving: Natuurontwikkeling in de gebieden rondom de vestiging Loenderveen:

het plangebied, bestaande uit de oostelijke en westelijke Loenderveensche Plas en Terra Nova.

Als streefbeeld wordt de situatie in de periode rond 1930 voorgesteld. In deze toekomstige situatie wordt het laagveenmoerasgebied gekenschetst door helder water met een stevige veenbodem, en een diverse en karakteristieke flora en fauna. Het benodigde suppletiewater afkomstig uit de Bethunepolder heeft na voorbehandeling een zoveel mogelijk gebiedseigen, oorspronkelijk kwelwater karakter. Nadat dit water door het natuurgebied is getrokken wordt het gebruikt voor drinkwaterproductie. De ontwikkeling van een dergelijk systeem wordt zowel in het beleid van de rijksoverheid als dat van provincie en het betrokken hoogheemraadschap nagestreefd.

Onderzoek op thema trofisch niveau: waterplanten.

Inhoud

  • Historisch en actueel verspreidingsbeeld van kranswieren in Nederland.
  • Ecologie van kranswieren in het IJsselmeergebied.
  • Een globaal overzicht van de waterplantenbegroeiing in de plassen van Botshol, 1999.
  • MACROMIJ: een beheersmodel voor de waterplanten in het IJsselmeergebied.
  • Zaadbank onderzoek in Nederlandse meren (1999-2000).
  • Kolonisatie en successie van waterplanten.
  • CHARISMA: een individu gebaseerde modellering van watervegetaties.
  • Vervolg op Zaadbank onderzoek in Nederlandse meren.
  • Natuurontwikkeling in Loenderveen.


Historisch en actueel verspreidingsbeeld van kranswieren in Nederland in samenhang met waterkwaliteitsfactoren

Uitvoering:

1993-1994

Beschrijving:

Dit rapport geeft een beschrijving van de vroegere en huidige verspreiding (t/m 1993) van kranswieren (Characeae) in Nederland, in samenhang met fysische en chemische standplaatsfactoren. Voor een drietal perioden wordt het voorkomen van kranswieren in een aantal gebieden van Nederland beschreven: de laagveenplassen, de kuststrook en de Waddeneilanden, het IJsselmeer en de Randmeren, de pleistocene gebieden en het rivierengebied. Het perspectief voor kranswieren wordt bediscussieerd. De ontwikkelingen in het (sloot)beheer lijken, naast de waterkwaliteit, een rol te spelen bij veranderingen in het voorkomen van kranswieren. Ook het creëren van verbindingen tussen bestaande natuurgebieden kan gunstig zijn voor (her)vestiging van kranswieren.

Rapport/artikel:

Nat E., J. Simons, M.A.A. de la Haye en H. Coops, 1994. Watersysteemverkenningen 1996. RIZA werkdocument 94.148X.


Ecologie van kranswieren in het IJsselmeergebied

Uitvoering:

1994-1998

Beschrijving:

Kranswieren zijn hoog ontwikkelde algen die recentelijk weer uitgebreide vegetaties vormen in de Randmeren van het IJsselmeergebied. Het onderzoek beschrijft 1. onderzoek naar de processen achter de kolonisatie door kranswieren en 2. de ecologische effecten en is verschenen in het proefschrift "Charophyte colonization in shallow lakes" en in brochurevorm getiteld "Kranswieren". Snelheidslimiterende factoren voor kolonisatie bleken de trage verspreiding van voortplantingsorganen en de hoge troebelheid. Een gevestigde kranswiervegetatie stabiliseerde zichzelf door de aanleg van enorme voorraden voortplantingsorganen en door het verhelderende effect dat kranswieren zelf hadden op de waterhelderheid. Beperking van resuspensie van bodemmateriaal bleek één van de belangrijkste oorzaken voor dit verhelderende effect. De ontwikkeling van kranswieren had grote gevolgen voor het ecosyteem. Door de kranswieren is een doorzicht van 2 meter of meer weer een normaal verschijnsel. Kranswieren herbergden een specifieke macrofauna en visgemeenschap. Sinds de terugkeer van de kranswieren zijn de Veluwerandmeren volgens de 1% norm van de Ramsar conventie weer een vogelgebied van internationale betekenis voor meer dan 8 vogelsoorten. Kranswieren hebben de aandacht bij waterbeheerders vanwege hun hoge natuurwaarden en hun stabiliserende effect op de waterhelderheid. Kranswieren blijven daarbij ook nog laag bij de bodem, zodat er relatief weinig overlast is voor waterrecreatie.

Rapport/artikel:

Berg, Marcel S. van den, 1999. Charophyte colonization in shallow lakes, proefschrift VU, Amsterdam 1999.
Brochure "Kranswieren", RIZA rapportnr. 98.030.


Een globaal overzicht van de waterplantenbegroeiing in de plassen van Botshol, 1999

Uitvoering:

1999

Beschrijving:

De onderwatervegetatie van het plassengebied van Botshol werd gekarteerd. De Kleine Wije was voor een groot deel begroeid met waterplanten, waarvan Groot nimfkruid (Najas marina) en de kranswieren Stekelharig kransblad (Chara major) en Sterkranswier (Nitellopsis obtusa) aspektbepalend waren. De Grote Wije was nauwelijks begroeid met waterplanten, op de diepere delen in het midden van de plas werden wat velden Sterkranswier gevonden. In 1999 was het beeld van de onderwatervegetatie wat soortensamenstelling en abundantie betreft (weer) anders dan in voorgaande jaren. De hoeveelheid neerslag in de maanden november-maart en het doorzicht in de lente lijken belangrijke factoren voor de biomassa aan kranswieren in het opvolgende groeiseizoen. Het lijkt er op dat het chloridegehalte invloed heeft op de soortensamenstelling.

Rapport/artikel:

E. Nat en R. Daalder, 1999. Een globaal overzicht van de waterplantenbegroeiing in de plassen van Botshol. LIK Rapportnr. 99.05


MACROMIJ: een beheersmodel voor de waterplanten in het IJsselmeergebied

Uitvoering:

1998-1999

Beschrijving:

Met MACROMIJ (MACRofyten Ontwikkelings Model IJsselmeergebied) kunnen kansen op waterplanten per soort op ruimtelijke schaal kunnen worden berekend. De kansverdeling is te vertalen naar een bedekt oppervlak. Het model gebruikt waterdiepte, lichtuitdoving, sediment lutumgehalte en strijklengte als input variabele. Het model is bij uitstek geschikt om de potentiële kans op waterplanten in te schatten. In de gebruikte data-set werkte dit goed voor de meeste soorten voor meer dan 99% van de gevallen. Toepassing van het model voor andere gebieden is voor de vegetatie als geheel zeer waarschijnlijk mogelijk, maar nog niet uitgevoerd. Het model kan als hulpmiddel worden gebruikt om effecten in te schatten van veranderingen van diepte-profielen, aanleg van dammen en veranderingen in de waterhelderheid.

Rapport/artikel:

Marcel van den Berg, Hugo Coops, Willemien Joosse en Jan van der Hout, 1999. MACROMIJ: Macrofytenmodel voor het IJsselmeergebied, RIZA werkdocument 99.134X

Zaadbank onderzoek in Nederlandse meren (1999-2000)

Uitvoering:

1999-2000

Beschrijving:

Dit onderzoek laat zien dat introductie van zaden (en andere voortplantings-organen) een nieuwe methode kan zijn om het water weer helder en plantenrijk te maken. Tevens suggereren de resultaten dat de vegetatie door de zaadbank weerstand opbouwt tegen een verslechterend lichtklimaat.

Rapport/artikel:

Van den Berg, M.S. 1999. Introductie van voortplantingsorganen van waterplanten: een nieuwe kans naar helder en plantenrijk water? Voordracht op Platform Ecologisch Herstel Meren en Plassen met samenvatting in het verslag van 11 novermber 1999.

G.Delaunay, 1999. Utility of Seed Bank Introduction as Restoration Tool for Aquatic Vegetation in Shallow Lakes.
Volume 1 text and references, RIZA werkdocument 99.147X
Volume 2 tables, graphics and statistical analyses appendixes, RIZA werkdocument 99.146X
Volume 1 cartographic appendix, RIZA werkdocument 99.145X

Kolonisatie en successie van waterplanten

Uitvoering:

1998-2001

Beschrijving:

In het project "Kolonisatie en successie van waterplanten" worden de voorwaarden in beeld gebracht waaronder watervegetaties zich kunnen ontwikkelen en mogelijke sturingsmechanismen. Vestigingsfactoren (zoals de aanwezigheid van diasporen) en interacties tussen verschillende soorten waterplanten krijgen ruime aandacht. Het eindproduct van het project is een Handleiding watervegetatiebeheer.


CHARISMA: een individu gebaseerde modellering van watervegetaties

Uitvoering:

1996-2000

Beschrijving:

CHARISMA is een individu gebaseerd model. Het is een simulatiemodel waarin de consequenties van eigenschappen van soorten kunnen worden doorgerekend. CHARISMA kan een belangrijk hulpmiddel zijn om complexe vragen te beantwoorden. CHARISMA is gebaseerd op kennis van de fysiologische en ecologische eigenschappen van soorten. Het is in eerste instantie bedoeld als een inzicht verschaffend model en niet als voorspellend model. Als voorbeeld soorten zijn nu Ruw kransblad en Schedefonteinkruid als default soorten aanwezig.

Rapport/artikel:

Van Nes, E. 2000. CHARISMA 2.0. Model description, LUW report.

Vervolg op Zaadbank onderzoek in Nederlandse meren

Uitvoering:

2002

Beschrijving:

Het zaadbankonderzoek heeft een vervolg gekregen in andere meren. Het onderzoek is vooral interessant in meren met een relatief goed doorzicht maar met een achterblijvende ontwikkeling van waterplanten (zoals recentelijk onderzocht case study het Gooimeer). Een kleine zaadvoorraad kan dan een vertragend effect hebben. Ook in troebele meren waarvoor maatregelen zijn gepland is het van belang te weten of waterplanten snel kunnen reageren als het water plotseling (bijvoorbeeld na ABB) helder wordt. Zo is recentelijk de zaadbank van het Uddelermeer onderzocht om het succes van waterplanten in te schatten na toegenomen waterhelderheid.

Rapport/artikel:

Natuurontwikkeling in Loenderveen

De belangrijkste knelpunten en dus aan te pakken thema's betreffen (in willekeurige volgorde): de waterkwaliteit (gebiedsvreemde gehaltes nutriënten en macro-ionen), de waterhelderheid (algengroei, opgewerveld materiaal), het peilbeheer (geen natuurlijk verloop), de onderwaterbodem (meermolm; nalevering van fosfor), de visfauna samenstelling (hoog aandeel Brasem), de oevervegetatie en expositie daarvan aan wind en golfslag (waterriet), en (natuurlijke) successie (verlanding en daarmee verdwijnen van jonge stadia).

Oplossingen zullen moeten worden gezocht in combinaties van de volgende maatregelen (niet in volgorde van prioriteit): visstandsbeheer, baggeren, stimulering van gebieden met waterriet, natuurlijk peilverloop, en multifunctioneel gebruik van Bethunepolderwater (eerst voor de natuur, dan voor de drinkwaterproductie).

Op basis van onderzoek zal Waterleidingbedrijf Amsterdam in de komende jaren komen tot een zo kansrijk mogelijk plan van aanpak.