Stimulering oeverplanten

Inleiding
Oevers vormen de ‘gouden rand’ van meren en plassen. De ondiepe en droge oeverzone langs meren heeft een belangrijke betekenis voor het watersysteem: voor de waterkwaliteit, de landschappelijke waarde en de biodiversiteit. Langs veel water zijn natuurlijke oevers verdwenen of gedegradeerd. In die gevallen waar herstel noodzakelijk is kunnen inrichtingsmaatregelen genomen worden. Hierbij kan enerzijds de natuurlijke ontwikkeling van oevervegetatie worden bevorderd, anderzijds kan die vegetatie ook actief worden aangebracht in die gevallen waarin van de natuurlijke ontwikkeling niet al teveel mag worden verwacht.
Meren verschillen sterk in waterdynamiek, voedselrijkdom, zoutgehalte, zuurgraad, bodemsamenstelling, morfologie, en de hoeveelheid organische stof. Hierdoor bestaat er een grote verscheidenheid in plant- en diergroepen en structuur van de oevervegetatie.

De begrenzing van de oever is lastig aan te geven. Als definitie in het Handboek Natuurvriendelijke Oevers wordt aangegeven dat de oever loopt van het hoogste punt waar het water via overstroming kan komen, tot aan de teen van het oevertalud. Ook wordt wel de definitie voor de Littorale zone genomen, die de ondergrens bij de diepte legt, tot waar waterplanten kunnen groeien.
Vanwege het belang van deze begroeide zone voor het ecologisch functioneren van meren, zal bij de inrichting vooral gestreefd worden naar een zo groot mogelijke oppervlakte begroeid gebied waarin wateruitwisseling met het open water plaatsvindt. Vooral overstroming in het vroege voorjaar is essentieel.

De oevers van veel grotere meren zijn op veel plaatsen sterk achteruitgegaan. Dit wordt vooral veroorzaakt door eenvormige inrichting, zware oeververdediging, niet-optimaal peilbeheer, golfbelasting, verslechtering van de waterkwaliteit, slecht onderhoud, begrazing en recreatie.

Processen in de oeverzone hebben een belangrijke invloed op het ecologisch functioneren van watersystemen. Daarom kunnen maatregelen in oevers bijdragen aan het bereiken van de goede ecologische toestand van waterlichamen, zoals vereist wordt door de EU Kaderrichtlijn Water. De meest effectieve maatregelen zijn die, waarbij inrichting van oevers samengaat met (gedeeltelijk) herstel van de natuurlijke peilvariatie.


Technieken
Bij de juiste inrichting van oevers, waarbij rekening wordt gehouden met hoogteligging, waterpeilvariaties, bodemtype en mogelijke begrazing, ontstaan de juiste vestigingsvoorwaarden voor rietzone-planten zoals riet, lisdoddes en biezen. Meestal zijn voldoende zaadbronnen in de omgeving aanwezig maar vestiging na kieming is een proces dat erg gevoelig is voor verstoring (overstroming, uitdroging, begrazing). Als het materiaal rhizoomresten bevat kan dit als basis voor kolonisatie dienen. Ook wordt wel rietwortelspecie ter plekke aangebracht.

In sommige gevallen is het nodig riet of biezen aan te planten. Plantmateriaal kan uit de directe omgeving worden betrokken of door kwekers worden geleverd. Het is belangrijk te werken met gebiedseigen plantmateriaal.

Om de vegetatie optimale ontwikkelingskans te geven moeten soms tijdelijke of permanente beschermingsmaatregelen worden genomen. Om begrazing tegen te gaan in de vestigingsfase is het aanleggen van een raster rondom de begroeiing noodzakelijk. Langs grotere en druk bevaren wateren is de aanleg van golfwerende constructies vaak noodzakelijk.
Methoden en technieken voor natuurvriendelijke oeverbescherming worden uitgebreid beschreven in het handboek “Natuurvriendelijke Oevers”.


Succesfactoren
De slagingskans van oevervegetatie-ontwikkeling is afhankelijk van een aantal factoren. In de eerste plaats is er een sterke relatie met het peilbeheer. Eenmaal gevestigde oeverplanten bestanden kunnen zich zeer lang handhaven onder ongunstige waterpeilcondities. Echter, het functioneren als habitat voor vis en zooplankton en voor moerasvogels is in grote mate afhankelijk van natuurlijke fluctuaties. Ook gaan bij sterk gereguleerde peilen - vooral in combinatie met een slechte waterkwaliteit - oeverplanten geleidelijk in vitaliteit en areaal achteruit, omdat verliezen door vraat, erosie en sterfte niet gecompenseerd worden door hergroei, en er verlanding optreedt door strooiselophoping en struweelontwikkeling.

Het bodemtype is van belang omdat vooral in sterk organische bodems zuurstofloosheid en sulfidevorming plaats kan vinden die tot verminderde vitaliteit van planten kan leiden. Anderzijds zal op sterk zandige, voedselarme bodems de groei ook niet optimaal.

Helofytenvegetaties zijn moeilijk te verenigen met beweiding van oevergebieden. Zelfs bij extensieve begrazingsvormen wordt de ontwikkeling van oeverplanten vaak verhinderd. Echter, ook als begrazing door vee is uitgesloten, kan vraat een zeer belangijke impact hebben. Voor ganzen zijn rietwortelstokken (herfst) en jonge uitlopers (voorjaar) een belangrijke voedselbron; door de grote aantallen ganzen kan de vegetatie-ontwikkeling op meeroevers sterk negatief beïnvloed worden. Door deze invloed is vooral langs de randen van de grote meren van cruciaal belang ook een geschikt peilbeheer te voeren, waarmee begrazing van vooral de jonge stadia van de vegetatie enigszins gestuurd kan worden.


Kosten
De kosten van oeverinrichtingsmaatregelen lopen sterk uiteen, afhankelijk van het gebied, type maatregel en nazorg. NB de genoemde bedragen geven slechts een ordegrootte aan!
Voor de fysieke aanleg van oevers is het soms nodig grond aan te voeren en in profiel aan te brengen. Soms is het mogelijk ter plekke de oever te herprofileren.
Indien golfwerende constructies nodig zijn, kunnen deze hoge aanlegkosten met zich meebrengen, globaal variërend van €10 (eenvoudige takkenbossen) tot €2500 (damwandconstructie) per strekkende meter oever.
Begrazingswerende constructies kunnen het beste licht worden uitgevoerd en kunnen bestaan uit tonkinstokken met chrysantengaas en mogelijk draadoverspanning. Zo’n constructie blijft in principe hooguit enkele jaren staan en moet dan worden verwijderd. Veel zwaardere constructies zijn ook mogelijk.
Aanplantmateriaal van riet en biezen is doorgaans niet zeer kostbaar (€1 per m2), en de grootste kostenpost bij aanplant zit vooral in arbeids- en vervoerskosten.


Overzicht cases
LPNO - Op veel plaatsen in het land zijn door waterbeheerders natuurvriendelijke oevers aangelegd. Om ervaringen met de realisatie ervan uit te wisselen is het Landelijk Platform Natuurvriendelijke Oevers (LPNO) opgericht (http://www.minvenw.nl/rws/dww/oevers/)

Natuurontwikkelingsprojecten IJsselmeergebied: Langs de oevers in het IJsselmeer wordt een aantal natuurontwikkelingsprojecten in de oeverzone uitgevoerd.
Eén van de projecten is het Vooroeverproject Andijk-Onderdijk, waar binnen een zware damconstructie door middel van zandopspuitingen een aanzienlijk areaal moerassig gebied gecreëerd is in combinatie met een dagrecreatieterrein.
Vóór de Friese kust bij Molkwerum zijn zandsuppleties aangebracht die geleidelijk naar de vaste wal toe ‘wandelen’. De bedoeling is dat deze zandplaten aan de kust vast groeien en dat de hoogste delen begroeid kunnen raken.
Op verschillende plaatsen in het Randmerengebied zijn projecten uitgevoerd ten behoeve van ontwikkeling van oevermoerassen: Polsmaten in het Veluwemeer, De Abbert in het Drontermeer, het project Vossemeer, en IJsselmonding in het Ketelmeer.
(http://www.rdij.nl/natuurontwikkeling/ijsselmeergebied/dw/projecten.htm)

In de Delta is na de afsluiting van de zee-armen (Veerse Meer, Haringvliet, Grevelingen, Volkerak-Zoommeer) sterke oeverafslag opgetreden. Daarom zijn oevers op grote schaal voorzien van vooroeverdammen om erosie te stoppen. Achter de dammen zijn op een aantal plaatsen (o.a. Krammerse Slikken in het Volkerakmeer) door middel van zandopspuiting eilanden aangelegd. Op de Dintelse Gorzen (Volkerakmeer) is door het graven van een krekenstelsel een beoogd paaigebied voor snoek aangelegd.
In de Grevelingen en het Veerse Meer zijn de drooggevallen platen in verband met de sterke erosie van vooroeverbeschermingsdammen voorzien.


Conclusies
Waterbeheerders hebben overal in het land natuurvriendelijke oevers aangelegd. Tussen 1989 en 2001 is de totale lengte in Nederland toegenomen van 150 tot 440 km.Oeverinrichtingsmaatregelen kunnen veel effect sorteren. Naast hun invloed op het watersysteem, zijn ze ook zichtbaar voor het publiek. Uit onderzoek naar de belevingswaarde is gebleken dat het publiek een hoge waardering geeft aan natuurlijke en natuurvriendelijke oevers.


Referenties
CUR, Gouda. Natuurvriendelijke oevers : aanpak en toepassingen / uitg. door Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving en Rijkswaterstaat. Dienst weg- en waterbouwkunde. - Gouda : CUR, 1999. - 425 p. : ill. - Met lit. opg. - ISBN 9037604609


Links
http://www.minvenw.nl/rws/dww/oevers/
http://www.rdij.nl/natuurontwikkeling/ijsselmeergebied/dw/projecten.htm