Driehoeksmosselen

Maatregel: driehoeksmosselen

Algemeen

Driehoeksmosselen kunnen een bijdrage leveren aan de helderheid van het water. Een volwassen mossel filtreert ongeveer een liter water per dag, waarbij al het zwevend materiaal aan de waterkolom wordt onttrokken en hetzij verteerd, hetzij samengekit tot "pseudofaeces", dat wordt uitgescheiden en naar de bodem zinkt. Bij een matige voedselrijkdom (ca. 0,10 mg P/l) kan een dichtheid van ongeveer 350 mosselen (>6mm) per m3 de algenproduktie geheel te niet doen.
Driehoeksmosselen zijn gevoelig voor o.a. verontreiniging met zware metalen en lage zuurstofgehalten. Hierdoor waren ze in de jaren zeventig in de Nederlandse Rijntakken uitgestorven. Toen in de jaren tachtig de waterkwaliteit begon te verbeteren keerden ze terug in de rivieren. In de Veluwerandmeren kwamen ze begin jaren zestig juist veelvuldig voor, maar in de tweede helft van dat decennium verdwenen ze door de effecten van eutrofiëring, mogelijk door het "ondersneeuwen" van hun substraat met afgestorven algen en de lage zuurstofgehalten die daarvan het gevolg moeten zijn geweest.
Na het terugbrengen van de nutriëntbelasting kan het herintroduceren van mosselen in dergelijke wateren een zinvolle maatregel zijn. Daarbij moet gedacht worden aan entpopulaties, die via larven voor kolonisatie zorgen, eventueel in combinatie met het aanbrengen van geschikt substraat.

Doel van de maatregel

Verhogen van de filtratie van algen door driehoeksmosselen.

Meren waar de maatregel is toegepast

(ga voor een uitgebreide beschrijving naar Onderzoek meren en plassen)

Maatregelen

meer jaar
maatregel ander soort maatregel
resultaat

Plasjes bij Roggebot-
sluis

1990, 1991 aanbrengen populatie doorzicht
toege-
nomen
Veluwe-
meer
1989, 1990 aanbrengen entpopulatie en kokkelschelpen als substraat ja geen

Volkerak-
Zoommeer

1990 aanbrengen substraat ja gering
Waay 1995 uitzetten driehoeksmossel ja

doorzicht
toege-
nomen

Ervaringen

Roggebotsluis
In de plasjes bij de Roggebotsluis bleek dat het doorzicht in het plasjes waar mosselen waren uitgezet (350/m2) beduidend hoger was dan het doorzicht in het controle plasje. De Driehoeksmosselen planten zich echter nauwelijks voort.

Veluwemeer
Bij de proef in het Veluwemeer verdween het uitgezette substraat grotendeels onder het sediment en er was geen sprake van afzetting van larven. De Driehoeksmosselen konden zich nauwelijks voortplanten. Onderzoek leek erop te wijzen dat dit te maken had met dag-nacht schommelingen van de watertemperatuur, die energetische problemen veroorzaken bij mosselen die op geringe diepte voorkomen.
Enkele jaren later (omstreeks 1994) keerde de bodempopulatie spontaan terug, na verdere verbetering van de waterkwaliteit (minder bezinkend organisch materiaal) en waarschijnlijk een toename van de dichtheid van zwanenmosselen, die momenteel het belangrijkste substraat voor Driehoeksmosselen vormen.

Volkerak
Na de verzoeting van het Volkerak was de Driehoeksmossel één van de eerste kolonisatoren. Op de plaatsen waar extra substraat was gestort nam in 1990 de dichtheid van Driehoeksmosselen toe. In 1991 werd echter een achteruitgang geconstateerd en kon geen verschil met de referentiegebieden meer worden vastgesteld, waarschijnlijk als gevolg van afzetting van sediment over het aangebrachte schelpmateriaal. De maatregel werd daarom niet op grote schaal toegepast.

Lessen

Driehoeksmosselen zijn dankzij de productie van zeer grote hoeveelheden vrijzwemmende larven snelle kolonisatoren. Het aanbrengen van entpopulaties is dan ook weinig zinvol als natuurlijke aanvoer mogelijk is. Afwezigheid van mosselen is dan vaak een aanwijzing voor ongunstige omstandigheden voor voortplanting of de vestiging van larven.

Het aanbrengen van substraat kan zinvol zijn als de hoeveelheid aanwezig substraat beperkend is, maar daarbij moet rekening worden gehouden met de stromings- en sedimentatiepatronen van het betreffende water. Een deel van de populatie dient zich op een diepte van ten minste een meter te bevinden om succesvolle voortplanting te waarborgen.

Kosten van de maatregel

-

Experts

Algemeen:
RWS Waterdienst

Beheerders met ervaring:
RWS Directie Zeeland
RWS Directie IJsselmeergebied

Onderzoek/referenties

Reeders H.H. 1989. De Driehoeksmossel en Actief Biologisch Beheer. In situ metingen van de filtratie-snelheid in het Wolderwijd - 1988. DBW/RIZA nota 89.030.

Reeders H.H., A. bij de Vaate & F.J. Slim 1989. The filtration rate of Dreissena polymorpha (Bivalvia) in three Dutch lakes with reference to biological water quality management. Freshwater Biology 22(1): 133-141.

Nes E.H. van, 1990. Stimulering Driehoeksmosselen. Evaluatie van een proefmaatregel met Driehoeksmosselen 1989 (Natuurontwikkelingen Volkerak/Zoommeer). DBW/RIZA werkdocument 90.035X.

Frantzen N. 1992. De stand van Dreissena polymorpha in het Volkerak-Zoommeer in 1991. RIZA Werkdocument 92.046X, Dordrecht.

Reeders H.H. & A. bij de Vaate 1990. Zebra Mussels (Dreissena polymorpha): a new perspective for water quality management. In: Gulati R.D., E.H.R.R. Lammens, M.L. Meijer & E. van Donk (eds.). Biomanipulations: Tool for water management. Hydrobiologia 200/201: 437-450.

Smit H., A. bij de Vaate, W.C. de Kock, E.H. van Nes & R. Noordhuis 1991. The Ecology of the Zebra Mussel (Dreissena polymorpha (Pallas)) in the Netherlands with special reference to applications in monitoring and biomanipulation. RIZA werkdocument 90.152X.

Vaate A. bij de, 1991. Distribution and aspects of population dynamics of the Zebra Mussel, Dreissena polymorpha (Pallas, 1771), in the lake IJsselmeer area (The Netherlands). Oecologia 86: 40-50.

Noordhuis R., H.H. Reeders & A. bij de Vaate, 1992. Zebra Mussels and water quality management. In: Neumann D. & H.A. Jenner (eds.). The Zebra Mussel, Dreissena polymorpha. Ecology, biological monitoring and first application in water quality management. Limnologie Aktuell 4: 101-114.

Reeders H.H., A. bij de Vaate & R. Noordhuis, 1993. Potential of the Zebra Mussel (Dreissena polymorpha) for water quality management. In: Schloesser D.W. & T. Nalepa (eds.). Zebra Mussels: biology, impact and control, pp. 439-451. Lewis publishers, Boca Raton.

Noordhuis R., H.H. Reeders & E.C.L. Marteijn, 1994. Inzet van Driehoeksmosselen bij biologisch waterbeheer; resultaten van veldexperimenten. H2O 6: 150-155, 160.

Noordhuis R., H.H. Reeders & R. Scheffer, 1992. Waarom kan de Driehoeksmossel zich in de Veluwerandmeren niet handhaven? De Levende Natuur 93:188-192.