Visstandsbeheer: Uitdunning

Actief Biologisch Beheer / Uitdunning van de visstand

Algemeen

Actief Biologisch Beheer is een maatregel waarbij door een drastische uitdunning van de visstand de consumptie van algen door watervlooien wordt vergroot en de bodemwoeling door grote vis afneemt.

Een overmaat aan benthivore en planktivore vis staat een herstel van de helderheid van het water in de weg. Planktivore vis (zoals kleine brasem) eet watervlooien, de natuurlijke consument van algen, waardoor algen onbeperkt kunnen groeien. Benthivore vis (o.a. grote brasem) woelt de bodem om op zoek naar voedsel en maakt daarbij het water nog troebeler. In meren met veel brasem is het terugdringen van de fosfaatbelasting niet voldoende om het water weer helder te maken. Een drastische uitdunning van de visstand doet het doorzicht van het water toenemen. Wanneer daarna waterplanten weer kunnen groeien, komt het systeem in een andere toestand.

Doel van de maatregel

Het doel van de maatregel is om het watersysteem een zodanige schok toe te dienen dat het verschuift van een stabiele troebele toestand naar een stabiele helder water toestand.

Bepalende factoren voor succes

Succesvol Actief Biologisch Beheer verloopt in vier fases:

1. uitdunnen van de visstand, meestal in de winter,

2. helder krijgen van het water, meestal in het voorjaar,

3. helder houden van het water in de zomer,

4. helder houden van het water op de lange termijn.

Ad 1. Allereerst dient een substantiële uitdunning van de visstand plaats te vinden. Hierbij gaat het vooral om planktivore en benthivore vis. Ook grote roofvissen worden verwijderd, aangezien vooral kleine roofvis nodig is voor het onder controle houden van de planktivore vis. Snoekbaars wordt altijd verwijderd,omdat snoekbaars een roofvis is die hoort bij troebel water.
In een systeem waarbij verwacht mag worden dat er intrek van ongewenste vis zal plaatsvinden, zal bij de toegang van het meer een viswering moeten worden geplaatst.
Mogelijk kan in open systeem ook resultaat behaald worden door herhaald afvissen, maar daar is tot nu toe nog weinig ervaring mee.

Ad 2. Voor het helder krijgen van het water, is allereerst de opkomst van grote watervlooien (Daphnia) noodzakelijk. Deze kunnen de algen opeten. Vooral in mei-juni treedt vaak een voorjaarspiek van watervlooien op, omdat in die periode de vis niet in staat is om de watervlooien te onderdrukken.
In wateren waar benthivore vis is verwijderd zal vaak ook een verbetering van het doorzicht optreden door afname van opwoeling van het sediment.

Ad 3. Voor het helder houden van het water in de zomer is ofwel het behoud van watervlooien in de zomer nodig of andere algenremmende processen. Tijdens een periode van helder water in het voorjaar, kunnen waterplanten zich snel gaan ontwikkelen. Waterplanten houden het water helder doordat zij zorgen voor een toename in sedimentatie, een afname van resuspensie, een competitie met algen om nutriënten, en een toename van filtrerende organismen op de planten (zoöplankton en mosselen).

Ad 4. Voor de stabilisatie op de lange termijn is het behoud van waterplanten van belang, de stimulatie van roofvis en een verlaging van de nutriëntengehalten.

In 1992 is voor de Handleiding Actief Biologisch Beheer een vragenlijst gemaakt waarmee de kans op helder water vast gesteld kon worden.
Deze vragenlijst geeft goed aan, welke factoren mogelijk de kans van slagen kunnen doen afnemen (S.H. Hosper et al., 1992).

Van 1987-1998 is in ongeveer 20 meren in Nederland ABB toegepast. Niet alle projecten zijn even succesvol verlopen. Uit een evaluatie blijkt dat vooral de mate van uitdunning het succes bepaalt. Alleen bij > 75% reductie van de visstand is een toename in de helderheid te verwachten.

Meren waar de maatregel is toegepast

In 1998 is een overzicht gemaakt van Actief Biologisch beheersprojecten (Meijer & de Boois, 1998). Van 22 meren zijn voldoende gegevens gevonden om de effectiviteit van de maatregel in dat water vast te stellen. De betreffende meren zijn ook weergegeven in de onderstaande tabel.

(ga voor een uitgebreide beschrijving naar Onderzoek meren en plassen)

Maatregel

meer

jaar

maatregel

ander soort maat-
regel

resultaat
toename doorzicht

Binnenschelde

1989

uitdunnen stekelbaars

ja

+

Bleiswijkse Zoom

1987, 1988, 1989

uitdunning visstand

ja

+

Boschkreek

1993, 1996, 1998

verwijderen brasem en karper

ja

+

Breukeleveense Plas

1989

uitdunning visstand

ja

-

Canisvlietse Kreek

1999

uitdunnen brasemstand

ja

?

De Deelen

1994

plaatsing viswering, uitdunning visstand

ja

-

Duinigermeer

1993, 1994

plaatsing visweringen en reductie witvis

ja

+

Fjirtig Mêd

1991, 1992

uitdunning visstand

ja

±

Fortgracht Edam

1991, 1992, 1993

uitdunning karperstand

ja

±

Fortgracht Ruigenhoek

1999-2000

uitdunning visstand

ja

?

Fortgracht Veldhuis

1988, 1990, 1991

uitdunning visstand

ja

±

Holl. Ankeveense Plas

1989, 1993

uitdunning visstand

ja

±

Izakswijd

1991

uitdunning visstand

ja

±

Klein Vogelenzang

1989, 1990, 1991

uitdunning visstand

ja

±

Nannewijd

1995

uitdunning visstand

ja

±

Noorddiep

1988

uitdunning visstand 75%

nee

+

Tusken Sleatten

1990/1991
1991/1992

uitdunning visstand

ja

±

Sondelerleijen

1991-1993

uitdunning visstand

ja

-

Vlaamse Kreek

2000

uitdunning visstand

ja

?

Volkerak-Zoommeer

1987

uitdunning visstand

ja

+

Waaij

1994, 1995

uitdunning visstand

ja

+

Wielen in de Hoevensche Beemden

2000

verwijderen witvis

ja

?

Wolderwijd

1991, 1992, 1993

75% visstand verwijderd
aanvullende reductie visserij

ja

+

IJzeren Man

1991

verwijdering van alle vis

ja

+

Zuidlaardermeer

1996

uitdunning visstand in het compartiment

ja

+

Zwartenhoekse Kreek

1996, 1997, 1998

verwijderen karpers

ja

?

Zwemlust

1987, 1999

uitdunning visstand

ja

+

Lessen

Uit de evaluatie van projecten is gebleken dat de mate van succes vooral wordt bepaald door de mate van uitdunning. In vrijwel alle wateren waar > 75% van de vis is verwijderd is het water helder geworden.

Ook in voedselrijke wateren kan de maatregel het water helder krijgen en kan het water meer dan 6 jaar helder blijven. In deze systemen neemt de helderheid in de loop der jaren wel af, maar zelfs na 10 jaar is de helderheid nog hoger dan voor de uitdunning.

De maatregel leidt in het algemeen tot een afname van fosfaatgehalten en stikstofgehalten in de waterkolom.

Het is niet duidelijk of de maatregel ook kan werken in systemen met een hoge dichtheid draadvormige blauwalgen die moeilijker gegeten kunnen worden door de watervlooien, en/of kan werken in systemen met een makkelijk opwervelbare bodem.

In meer open systemen kan mogelijk een beheersvisserij de helderheid van het water doen toenemen, maar daar is nog onvoldoende ervaring mee opgedaan.

Kosten van de maatregel
(NB! deze zijn in guldens en uit de negentiger jaren)

De kosten voor deze saneringsmaatregel zijn te onderscheiden in een drietal activiteiten. De eerste is een bestandsopname vóór de ingreep. De kosten per hectare variëren met de grootte van het water (fl 3000,- per ha bij 5 ha en 400,- /ha bij ongeveer 100 ha). In sommige wateren zijn viswerende werken nodig, welke kunnen varieren van fl 5000 tot 10.000 per stuk. De kosten van de uitdunningsvisserij variëren per hectare van fl 4000,- per ha bij een water tot 5 ha en 2000,- per ha bij 100 ha. Na afloop kan weer een bestandsopname worden gemaakt.
Voor deze kosten is in 1992 een figuur gemaakt voor de Handleiding Actief Biologisch Beheer.

Experts

Algemeen:
Marie-Louise Meijer(RIKZ), Eddy Lammens (RIZA), Ellen van Donk (NIOO), Marcel Klinge (Witteveen en Bos).

Uitvoering:
bestandsopname visstand of uitdunning van de visstand: Witteveen en Bos, Jouke Kampen AquaTerra, OVB, Bureau Waardenburg.

Beheerders met ervaring:
Guido Waajen, Reinder Torenbeek, Dwight de Vries, Klaas Everards.

Onderzoek/referenties

S.H. Hosper et.al., 1992. Handleiding Actief Biologisch Beheer. ISBN 90-800120-5-X.

Platform Ecologisch Herstel Meren, 1997. Actief Biologisch Beheer in Nederland. Projecten 1987-1996. Samengesteld door I. de Boois, T. Slingerland & M-L. Meijer. RIZA rapport 97.084

M-L. Meijer & I. de Boois, 1998. Actief Biologisch Beheer in Nederland. Evaluatie Projecten 1987-1996. RIZA rapport 98.023.

M-L. Meijer, I. de Boois & R. Portielje, 1998. Actief Biologisch Beheer, de meest effectieve maatregel? H2O 11: 23-26.

M-L. Meijer, I. de Boois, M. Scheffer, R. Portielje & H. Hosper, 1999. Biomanipulation in shallow lakes in the Netherlands, an evaluation of 18 case-studies. Hydrobiologia 409: 13-30.

M-L. Meijer, 2000. Biomanipulation, 15 years of experience. Proefschrift WU.