Economische analyse van het gebruik van water

Zowel de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) als de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) vragen van de Lidstaten om een economische analyse van het gebruik van water (in resp artikel 5.1 en artikel 8.1.c). Voor de KRW gaat het hierbij om een beschrijving per deelstroomgebied, en bij de KRM om een beschrijving voor het Nederlandse deel van de Noordzee.

Ten behoeve van deze richtlijnen is de afgelopen jaren een aantal rapportages opgesteld waarin deze economische analyses zijn uitgewerkt. Hieronder wordt een overzicht gegeven van deze rapportages.

NAMWA

De methode die wordt gebruikt bij de economische analyse van het gebruik van water is gebaseerd op de door Rijkswaterstaat samen met het CBS ontwikkelde NAMWA (National Accounting Matrix including Water Accounts). Hierin wordt een beschrijving gegeven van het watersysteem in samenhang met de Nationale Rekeningen. Deze Nationale Rekeningen beschrijven wie wat produceert voor wie, uitdrukt in Euro’s, en geven daarmee een overzicht van de Nederlandse economie. Ten behoeve van het opstellen van de Nationale Rekeningen wordt gebruik gemaakt van definities en methoden die zijn gebaseerd op internationale afspraken op Europees en zelfs VN niveau. Door voor de economische beschrijving van het gebruik van water aan te sluiten bij het stelsel van Nationale Rekeningen is dus gekozen voor het verzamelen en presenteren van gegevens die internationaal vergelijkbaar zijn. Dit heeft vanzelfsprekend grote meerwaarde voor de internationale afstemming, zowel in internationale riviercommissies, OSPAR (voor de Noordzee) en op Europees niveau.

NAMWA Internationaal gebruikt

Vandaar dat, mede op initiatief van Nederland, in de handreiking van de Europese werkgroep economie voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie uit 2008 deze aanpak als een van de mogelijke methoden wordt beschreven waarmee de economische analyse van het gebruik van het mariene milieu kan worden uitgevoerd (de Marine Accounts approach zoals beschreven in paragraaf 2.1). Zoals uit een studie van Eftec uit 2013 blijkt, hebben bijna alle Noordzeelanden deze Marine Accounts approach gebruikt voor de economische beschrijving van het gebruik van het mariene milieu. Om uiteindelijk te komen tot een coherente OSPAR brede analyse is vervolgens geprobeerd om overeenstemming te krijgen over een aantal sectoren en indicatoren die iedereen verwacht op te zullen leveren voor de update van de Initiële Beoordeling in 2018. Deze afspraken zijn beschreven in het hoofdstuk over economische analyses in de OSPAR Intermediate Assessment dat in 2017 is gepubliceerd. De verwachting is dat eind 2018 de gegevens beschikbaar zullen zijn en zullen worden verwerkt in een update van dit hoofdstuk.

NAMWA als bron voor KRW/KRM rapportages

De afgelopen jaren heeft het CBS in opdracht van Rijkswaterstaat (als gedelegeerd opdrachtgever voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu) een aantal rapporten uitgebracht voor zowel de KRW als de KRM. In de eerdere rapporten werd de informatie over de toestand van de economie gekoppeld aan informatie over de emissies naar water en het gebruik van water (zie bijvoorbeeld "A new integrated river basin information system (pdf, 950 kB)") maar, omdat deze koppeling voor de economische beschrijving voor de KRW en KRM niet nodig werd geacht, is in latere jaren besloten om deze koppeling los te laten. De analyse heeft zich daardoor sindsdien vooral gericht op het presenteren van sociaaleconomische indicatoren voor sectoren die afhankelijk zijn van water. Hoewel in de basis de analyses in de loop der jaren grotendeels hetzelfde zijn gebleven, is zo af en toe een aanvullende verkenning uitgevoerd. Zo is in de economische beschrijving van de Noordzee in 2011 (pdf, 2.8 MB) een extra analyse uitgevoerd naar de indirecte effecten van activiteiten op en rond de Noordzee door het beschrijven van transport via binnenvaart etc. En is in de update van 2017 (pdf, 1 MB) een aanvullende analyse uitgevoerd voor de OSPAR landen voor een aantal sectoren op basis van gegevens die bij Eurostat beschikbaar zijn, om te kunnen zien wat we op OSPAR niveau minimaal zouden moeten kunnen opleveren.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de economische sectoren die zijn beschreven voor de KRW en de KRM. Voor deze sectoren zijn de volgende sociaaleconomische indicatoren gepresenteerd: Productie in basisprijzen, Intermediair verbruik, Toegevoegde waarde (zowel in lopende als constante prijzen), Beloning werknemers, Arbeidsvolume (zowel werknemers als werkzame personen).

Tabel 1
KRW KRM

Landbouw, bosbouw en visserij

Voedings- en genotmiddelenindustrie

Aardolie-industrie, chemische industrie en farmaceutische industrie

Delfstoffenwinning en overige industrie

Energie, water en afvalmanagement

Bouwnijverheid

Dienstverlening

Visserij

Scheepvaart

Olie- en gaswinning

Zandwinning

Windenergie

Zeehavens

Kustzone

Een belangrijke reden voor het (laten) opstellen van de economische analyse van het gebruik van de stroomgebieden en de Noordzee zijn de rapportages voor de KRW en de KRM. Zo zijn de resultaten van de economische beschrijving (pdf, 1.4 MB) van het gebruik van stroomgebieden uit 2014 terecht gekomen in paragraaf 6.3 van de stroomgebiedbeheerplannen. En de resultaten van de economische beschrijving van het gebruik van de Noordzee uit 2014 zijn samengevat in paragraaf 3.1 van de Mariene Strategie deel 3.

In ieder van de rapporten over de economische analyse van het gebruik van water worden gegevens gepresenteerd voor een aantal jaren, zodat de ontwikkelingen in economische sectoren kunnen worden gevolgd. De voor het beleid meest relevante sociaaleconomische indicatoren zijn productiewaarde, toegevoegde waarde, en werkgelegenheid. Productiewaarde is van belang omdat de ontwikkeling in de productiewaarde een (relatief) directe koppeling heeft met milieudruk. Over het algemeen geldt dat meer productie leidt tot meer milieudruk. Toegevoegde waarde is van belang om inzicht te krijgen in de winstgevendheid van sectoren. De ontwikkeling van de werkgelegenheid is belangrijk als beschrijving van de sociale aspecten. Zo geldt dat sommige dorpsgemeenschappen sterk afhankelijk zijn van ontwikkelingen in bijvoorbeeld de visserij.

Methode

De Nationale Rekeningen gelden voor Nederland als geheel. Om economische gegevens te kunnen presenteren voor de verschillende deelstroomgebieden (Rijn-Noord, Rijn-Oost, Rijn West, Maas, Schelde en Eems) of het Nederlands deel van de Noordzee, moeten deze gegevens worden geregionaliseerd. Voor deze regionale toerekening wordt gebruik gemaakt van de Regionale Rekeningen, welke zijn afgeleid van de Nationale Rekeningen. In de Regionale Rekeningen is Nederland opgedeeld in 40 COROP regio’s. Door voor de KRW aan de hand van kaarten van de deelstroomgebieden te bepalen welke COROP regio’s volledig liggen binnen een bepaald deelstroomgebied kan een groot deel van de economische waarde van verschillende sectoren direct worden toegerekend aan een bepaald deelstroomgebied. Vervolgens wordt voor die COROP gebieden die in meer dan 1 stroomgebied liggen, de waarde van de economische sectoren toegerekend op basis van postcodes. Voor de KRM wordt een soortgelijke aanpak gehanteerd. Hierbij wordt gekeken naar economische sectoren die actief zijn op en langs het Nederlands deel van de Noordzee, en in havens die met zeeschepen te bereiken zijn. Voor wat betreft de activiteiten in de kustzone wordt gekeken naar water gerelateerde activiteiten die plaatsvinden binnen 1 kilometer landinwaarts vanuit de kust. Ook hiervoor worden gegevens toegerekend op basis van postcodes. Voor de activiteiten op de Noordzee, zoals de visserij moet worden bepaald welk deel van de visserij op het Nederlands deel van het Continentaal Plat plaatsvindt en welk deel erbuiten (een groot deel van de toegevoegde waarde van de visserij wordt gerealiseerd buiten het Nederlands deel van de Noordzee).

Ondanks dat de afgelopen jaren verschillende rapporten zijn opgesteld met gegevens over het economisch gebruik van water, waarbij iedere keer informatie is gepresenteerd over dezelfde sectoren en indicatoren, kunnen de gegevens van de verschillende rapporten niet eenvoudigweg achter elkaar worden gezet om zo een langjarige tijdreeks op te bouwen. Dit komt doordat het CBS regelmatig zowel de methoden als de definities en andere afbakeningen aan moet passen aan de meest recente afspraken op Europees en VN niveau. Deze afspraken hebben onder meer te maken met het verdwijnen of juist opkomen van bepaalde economische activiteiten. Om toch een ontwikkeling te kunnen schetsen, is in ieder rapport gegevens gepresenteerd voor een aantal jaren.