Externe nutrientenbelasting

Maatregel

Reductie van de externe belasting

Algemeen

De meest traditionele herstelmaatregel van meren en plassen is de aanpak van de oorzaak van de waterkwaliteitsproblemen: de overmatige aanvoer van voedingsstoffen. Naast landelijke maatregelen zoals de zuivering van industriële lozingen, de verwijdering van fosfaat uit de wasmiddelen en de verbeterde zuivering van afvalwater, het zogenaamde generieke beleid, kunnen ook aanvullende systeem-specifieke maatregelen worden genomen om de externe nutriëntenbelasting op een bepaald meer terug te dringen.
Afhankelijk van de bijdrage van de verschillende bronnen aan de totale belasting, moet voor ieder meer de meest optimale methode voor een sterke reductie van de nutriëntenbelasting worden vastgesteld. Mogelijke maatregelen zijn:

  • reductie van puntbronnen (RWZI's, riooloverstorten),
  • zuivering van het inlaatwater door chemische defosfatering of helofytenfilters,
  • afleiding van nutriëntrijke puntbronnen,
  • reductie van diffuse lozingen vanuit de landbouw en de huishoudens,
  • hydrologische isolatie.

In veel meren waar systeem-specifieke maatregelen worden genomen om de externe nutriëntenbelasting terug te dringen wordt een combinatie van bovenstaande maatregelen genomen.

Doel van de maatregel

Verlaging van de externe nutriëntenbelasting ten behoeve van:

  • verlaging van de nutriëntenconcentratie,
  • verlaging van de produktie van algen,
  • vergroting van het doorzicht van het water.

Meren waar de maatregel is toegepast (ga voor een uitgebreide beschrijving naar Onderzoek meren en plassen)

In Nederland zijn in een aantal meren meren systeem-specifieke maatregelen genomen om de externe fosfaatbelasting te verlagen.

Maatregelen

meer

jaar

maatregel

ander soort maatregel

resultaat
reductie P-gehalte

Anewiel

1993

zuivering inlaatwater m.b.v. zandfilter

nee

Bosch-
kreek

1993

hydrologische isolatie
helofytenfilters
sanering lozingen

ja

+

Botshol

1988
1989

zuivering puntbronnen
hydrologische isolatie
defosfatering inlaatwater

nee

±

Canis-
vlietse
Kreek

1999

afkoppelen nutriëntrijke aanvoer

ja

De Deelen

1992
vanaf
1993

hydrologische isolatie
suppletie met water uit diepe zandwinput of via helofytenfilter

ja

+

De Haak

1988-
1990

beperking inlaatwater
defosfatering inlaatwater
sanering lozingen
hydrologische isolatie

ja

De Kuil (Prinsen-
beek)

1996

stoppen aanvoer voedselrijk water

ja

Fortgracht Ruigenhoek

1999/
2000

hydrologisch isoleren

ja

Hollands Ankeveense
Plas

begin
jaren

'80
1985

omliggende bebouwing aansluiting op riolering
opheffen lozingen van 2 overbelaste RWZI's

ja

+

Izakswijd

1990

hydrologische isolatie

ja

Fjirtig Mêd

1990

hydrologische isolatie

ja

Geerplas

1980
1989
1991

zuivering puntbronnen
chemische defosfatering inlaatwater
hydrologische isolatie
aanleg helofytenfilters
isoleren vogelkolonie

ja

+

Loos-
drechtse Plassen

1984
1985

zuivering puntbronnen
hydrologische isolatie
defosfateren inlaatwater

nee

+

Molenkreek

1998-1999

sanering overstorten

ja

Naardermeer

defosfateren inlaatwater

ja

+

Nannewijd

1994

hydrologische isolatie
helofytenfilter bij inlaat
chemische defosfatering inlaatwater

ja

+

Nieuw-
koopse
Plassen

1988
1990

afleiden externe bron
reductie diffuse lozingen landbouw
zuivering puntbronnen
chemische defosfatering inlaatwater

nee

+

Tusken
Sleatten

1990-1991

hydrologische isolatie

ja

Reeuwijkse Plassen

1986

zuivering puntbronnen

ja

+

Stichts Ankeveense Plassen

zuivering van lozingen

ja

Veluwemeer

1979

zuivering puntbronnen

ja

+

Vinkeveense Plassen

1989-1999
2000-2002

verspreide bebouwing aansluiten op riolering
defosfatering

ja

- ?

Wielen in de Hoevensche Beemden

2000

zuiveren van inlaatwater d.m.v. een verticaal doorstroomd helofytenfilter

ja

Wolderwijd

1979

zuivering puntbronnen

ja

+

Zwarten-hoekse
Kreek

1996

afkoppelen landbouwwater

ja

Lessen en kosten van de maatregel

Tabel 2 geeft een kwantitatief overzicht van de ervaring die is opgedaan met specifieke maatregelen, de effectiviteit daarvan om de nutriëntenbelasting van een systeem daadwerkelijk te verminderen, en de kosten die met de maatregel gemoeid zijn. Met name voor dat laatste is de spreiding groot, en sterk afhankelijk van de locale situatie.
De mate waarin een maatregel daadwerkelijk resulteert in een verlaging van de externe belasting wordt in het algemeen positief bevonden. De mate waarin deze reductie daadwerkelijk doorwerkt in een verbetering van het ecosysteem in de vorm van een verlaging van algenbloei en een toename van het doorzicht, lijkt aanzienlijk kleiner te zijn, en beslaat in het algemeen een periode van meer dan tien jaren (Portielje R. & D.T. van der Molen, 1997).

Tabel 2: kwantitatieve karakterisering van de saneringsmaatregelen om een systeem-specifieke reductie van de nutriëntentoevoer te bewerkstelligen. Uit: Handleiding Bestrijding Eutrofiëring, Mogelijke maatregelen.

- = gering; ± = matig; + = veel; * = sterk afhankelijk van de locale situatie

Maatregelen

Maatregel

Ervaring

Effectiviteit

Kosten

Zuivering van puntbronnen

+

+

±

Reductie van rioolwateroverstorten

+

+

+

Zuivering van inlaatwater

- bezinkingbassins

±

±

±

- chemische defosfatering

+

+

±

- helofytenfilters

+

-

±

Afleiding van nutriëntrijke puntbronnen

- hydrologische isolatie

+

±

*

- afleiden externe bron

+

±

*

- isoleren interne bron

±

±

*

Reductie diffuse lozingen vanuit de landbouw

±

-

*

Reductie diffuse lozingen vanuit huishoudens

+

-

+

Experts

Algemeen:
RWS Waterdienst

Modelberekeningen

Beheerders met ervaring:
Hoogheemraadschap van Rijnland, DWR, Wetterskip Fryslân

Onderzoek/referenties

Afgerond onderzoek:
Rijsdijk, E.R., 1996. Mogelijke maatregelen bij de bestrijding van eutrofiëring in Nederlandse plassen en meren. Handleiding Bestrijding Eutrofiering. RIZA nota 96.049C.

Portielje, R & D. van der Molen. Trendanalyse van eutrofiëringstoestand van de Nederlandse Meren en Plassen. Deelrapport 1 van de Vierde Eutrofiëringsenquête. RIZA rapport 97.060.