Rijkswaterstaat pleit voor regelbereik bij afvoerverdeling Rijnwater

Vanuit het Platform Rivierkennis heeft Rijkswaterstaat als rivierbeheerder een standpunt opgesteld over de wijziging van het beleid over de zogenoemde afvoerverdeling. Het gaat om de verdeling van het Rijnwater dat tijdens hoogwater bij Lobith Nederland binnenkomt over de Waal, de IJssel en de Nederrijn. En specifiek de instelling van de regelwerken bij Pannerden en Hondsbroek, die deze afvoerverdeling moeten realiseren. Projectleider Carina Verbeek: ‘Hiermee hopen we dat er straks een beleid komt waarmee we de waterveiligheid langs de hele Rijn in de toekomst kunnen blijven waarborgen.’

Herkomst huidig beleid

De verdeling van het water over de Waal, IJssel en Nederrijn is al eeuwen een belangrijk onderwerp voor het waterbeheer van Nederland en in 1798 zelfs mede aanleiding om Rijkswaterstaat op te richten. Ook nu is het borgen van een juiste waterverdeling een belangrijke taak voor onze organisatie. In het beleid is afgesproken dat bij een afvoer van 16.000 m3/s bij Lobith er precies 3.376 m3/s naar de Nederrijn stroomt. Hier is de instelling van de regelwerken en het beheer van de rivier en de uiterwaarden op gericht. In 2006 is in het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ het beleid aangevuld met de afspraak dat bij hogere afvoeren dan 16.000 m3/s er niet meer water naar de Nederrijn mag stromen. Dit beleid wordt ook wel ‘Lek ontzien’ genoemd, omdat de benedenstrooms van de Nederrijn gelegen Lek te krap is om zonder ingrijpende maatregelen meer water te verwerken.

Illu 05

Gevolgen voor veiligheid

Zoals het beleid voor de afvoerverdeling van het Rijnwater theoretisch werkt, met ‘Lek ontzien’ boven 16.000 m3/s, klopt volgens Carina niet met de werkelijkheid. ‘Wanneer er meer dan 16.000 kuub per seconde binnenkomt, mag het extra water alleen via de Waal en de IJssel worden afgevoerd en niet via de Nederrijn-Lek. Alleen weet, spreekwoordelijk gezien, de eerstvolgende waterdruppel boven deze grens dit niet. Dus een deel van het extra water blijft gewoon via de Nederrijn-Lek stromen. Deze theoretische verdeling kan niet in de praktijk. Als we hier steeds vaker mee te maken krijgen, dan kan dit gevolgen hebben voor de waterveiligheid in de gebieden langs de Nederrijn-Lek. Dit is dan ook de reden dat Rijkswaterstaat Oost-Nederland het Platform Rivierkennis gevraagd heeft om hier namens Rijkswaterstaat een standpunt over op te stellen.’

illu 5 figuur 1
Figuur 1 Schets van de verschillende opties en de huidige situatie

De beste optie

In het standpunt van Rijkswaterstaat staat een aantal opties waarmee de Nederrijn-Lek in de toekomst zo veel mogelijk kan worden ontzien. Carina: ‘Voor ons is regelbereik het belangrijkste. Dit is de speelruimte die we nodig hebben om de afvoerverdeling met de regelwerken bij te sturen. Bijvoorbeeld wanneer de waterverdeling verandert door natuurlijke ontwikkelingen in het rivierbed of als gevolg van aanlegprojecten. Met de huidige regelwerken is het mogelijk om de Nederrijn-Lek tot maximaal 18.000 m3/s te ontzien. Bij lagere afvoeren stroomt er dan wel meer water via de Waal en de IJssel. Vanuit het oogpunt van waterveiligheid is de instelling van de regelwerken op 18.000 m3/s de meest wenselijke situatie. Helaas geeft deze optie ons in de huidige situatie te weinig regelbereik.’ In het standpunt wijzen Carina en haar collega’s erop dat de beoogde waterverdeling mogelijk technisch wel haalbaar is, maar dat er vanuit beheer en juridisch oogpunt belangrijke kanttekeningen te plaatsen zijn. Carina: ‘We willen de juiste waterverdeling ook op lange termijn kunnen garanderen en daarom is rivierverruiming rondom het splitsingspunt nodig, om regelbereik te herstellen. Om zeker te zijn van de uitvoering hiervan is ons advies om deze rivierverruiming bij het programma Integraal Riviermanagement (IRM) te beleggen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft dit advies gelukkig overgenomen.’

Succesvolle samenwerking

Peter Jesse, senior adviseur Rivieren van Rijkswaterstaat Oost-Nederland, kijkt tevreden terug op het project: ‘Dit standpunt is het resultaat van een fijne samenwerking tussen de Rijkswaterstaat-onderdelen Water, Verkeer en Leefomgeving, Oost-Nederland en West-Nederland Zuid. Ondanks het complexe onderwerp zijn we er toch in geslaagd om tot een helder standpunt te komen. Het hielp dat in het voortraject al alle feiten verzameld waren. Hierdoor kregen we snel allemaal hetzelfde beeld van de dilemma’s waar we daarna mee gingen worstelen. Uiteindelijk is het standpunt ook heel goed geland bij het Directeuren Overleg Rivieren. Dit is het overleg waar alle organisatieonderdelen van Rijkswaterstaat die het rivierbeheer vertegenwoordigen bij aanwezig zijn. Op naar een duurzame waterveiligheid langs de hele Rijn!’