Waterbegrippen
Aangroeiing
Hechting van plantaardige en dierlijke organismen aan het zich onder water bevindende deel van de scheepsromp.
Aanleghoogte
De hoogte van een waterkering, direct na voltooiing.
Aansluitconstructie
Achtergrondwaarde
Achterloopsheid
De stroming van water langs een kunstwerk in de waterkering met meevoering van zand en aarde. Hierdoor kan stabiliteitsverlies van de waterkering optreden.
Afschuiven
Het verplaatsen (naar beneden schuiven) van een deel van een dijk.
Afvoer
Afvoer of debiet is de term voor water dat een rivier meevoert naar zee en wordt uitgedrukt in kubieke meters per seconde.
Meer informatie over de afvoer voor Rijn en Maas.
Alarmeringswaarden
Dit zijn de bestuurlijk vastgestelde hoogwaterstanden die een gevaar voor primaire waterkeringen, bestemd tot directe kering van het buitenwater, kunnen opleveren.
Algemene beoordelingsmethodiek (ABM)
Anti-fouling
Atmosferische depositie
Autonome bodemdaling
Baggerspecie
Bandijk
Banket
Basiskustlijn
De kustlijn die in het kader van het kusthandhavingsbeleid als referentie dient. In het algemeen de positie van de ‘gemiddelde’ kustlijn op 1 januari 1990. Ook in 2017 is de BKL op 8 plaatsen iets aangepast.
Belasting
Invloeden van buiten op waterkeringen, vaak in termen van waterstanden of golven. Door te grote belastingen faalt de waterkering.
Belasting (door stoffen)
Bergingsgebied
Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen.
Zie ook: Waterberging
Beschermingszone
Stroken grond ter weerszijden van de kernzone, die bijdragen aan de stabiliteit van de waterkering.
Beste Beschikbare Technieken
De meest doeltreffende maatregelen om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten.
Bezwijken
Bezwijken is een specifieke vorm van falen waarbij, bijvoorbeeld, een waterkerende constructie zoveel vervormt of beschadigd raakt dat een ernstig verlies aan waterkerend vermogen optreedt.
Binnenberm
Binnendijks
Aan de kant van het land of het binnenwater.
Binnentalud
Het schuine aflopende deel aan de landzijde van de dijk.
Binnenteen
Biociden
Biociden zijn middelen om schadelijke organismen te bestrijden. Bijvoorbeeld in huishoudens, ziekenhuizen, stallen, publieke ruimtes en bedrijven.
Voorbeelden van biociden zijn aangroeiwerende verf voor schepen, desinfecteermiddelen voor ziekenhuizen, en middelen tegen ongedierte in en om woningen.
Botulisme
Botulisme wordt veroorzaakt door gifstoffen (toxinen) van een bacterie (Clostridium botulinum). Deze bacterie produceert een gifstof die verlammend werkt op het zenuwstelsel van dieren. Een indicatie van Botulisme is als eenden hun kop niet meer kunnen optillen en verdrinken.
Bres
Een gat in de waterkering.
Buitenberm
Buitendijks
Aan de kerende zijde van de waterkering. Dat wil zeggen: de zijde waar ook het water (rivier of zee) staat.
Buitenkruinlijn
Buitentalud
Het schuine aflopende deel aan de kerende zijde van de dijk.
Buitenteen
Calamiteit
Algemeen: Een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis die ernstige schade kan veroorzaken.
Calamiteiten (bestrijdings)plan
Waterveiligheid: Omstandigheden waaronder de goede staat van één of meerdere waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in het ongerede is of dreigt te komen.
Compartimentering
Compartimentering is het opdelen van een grote dijkring in (een aantal) kleinere compartimenten of dijkringen, om de gevolgen van een overstroming te beperken tot een kleiner gebied.
Coupure
Dijkgat of een onderbreking in de waterkering.
Crisis
Een serie gebeurtenissen of rampen. Een crisis tast de economie of de openbare orde ernstig aan. Ze treft vaak een groot gebied en vraagt om zware bestuurlijke coördinatie, beheersing en voorlichting.
Crisiscommunicatie
Het communiceren door overheden naar de samenleving op het moment dat een overstroming (of andere calamiteit) dreigt of zich al voltrekt.
Delta
Uitmonding van een rivier als een stelsel van aftakkingen.
Differentiatie
De marge van de afmetingen waarbinnen de bagger- en ontgrondingswerkzaamheden moeten worden opgeleverd. Dit heeft veelal betrekking op de opleverdiepte ten opzichte van NAP.
Diffuse Bronnen
Een bron van verontreiniging die niet op één bepaalde plek zijn oorsprong heeft, maar over een groter gebied plaatsvindt, zoals verontreinigingen afkomstig uit de landbouw en het verkeer die via neerslag het grond- en oppervlaktewater bereiken.
Dijkbewaking
Het permanent onder controle houden van een stuk dijk (dijkvak) of een hele dijkring. Dijkbewaking wordt ingesteld bij dreigend hoogwater of andere calamiteiten en wordt uitgevoerd door het dijkleger van een waterschap
Dijkdoorbraak
Het doorbreken van een dijk. Een dijkdoorbraak ontstaat wanneer er een deel van het dijklichaam wegspoelt of afschuift. Hierdoor ontstaat er een bres (gat) in de dijk en een overstroming.
Dijkleger
Het dijkleger bestaat uit vrijwilligers die in geval van hoog water opgeroepen kunnen worden om de dijken te bewaken. Zij controleren dan waar risico's ontstaan, zodat het waterschap adequate maatregelen kan nemen.
Dijkring
Een gebied wordt beschermd tegen buitenwater door een primaire waterkering of door hoge gronden. Gebieden zijn als dijkring(gebied) aangewezen in de Waterwet.
Dijkringgebied
Dijktraject
Deel van een primaire waterkering dat afzonderlijk genormeerd is.
Dijkvak
Een deel van een waterkering met min of meer gelijke sterkte, eigenschappen en belasting.
Dijkval
Het wegzakken van de dijk, doordat de ondergrond volledig met water doordrenkt is.
Directe lozing
Doodtij
Met doodtij wordt het fenomeen beschreven wat optreedt als het zonsgetij en het maansgetij elkaar tegenwerken. Het hoogwater aan de kust is dan lager dan gemiddeld en het laagwater hoger dan gemiddeld. Doodtij treedt op als zon, aarde en maan een hoek van 90 graden met elkaar vormen. Dit gebeurt twee maal paar 28 dagen en wel tijdens het eerste en laatste kwartier van de maan.
Zie ook: Springtij, getij
Duinafslag
Zand dat boven de laagwaterlijn van het strand of de duinen is geërodeerd en onder de laagwaterlijn is afgezet of met stromingen langs de kust is weggevoerd.
Duinvoet
De benedenrand van een duin. Meestal wordt de duinvoet aan de zeezijde bedoeld. Voor de berekening van de Basiskustlijn is de duinvoet vastgesteld op NAP + 3 meter.
Duurzaam
Dynamisch kustbeheer
Het zodanig beheren van de zandige kust dat natuurlijke processen, al dan niet gestimuleerd, zoveel mogelijk ongestoord kunnen verlopen. Hierbij is de veiligheid van het achterliggende gebied gewaarborgd.
Economisch risico
Het product van overstromingskans en schade bij een eventuele overstroming, uitgedrukt in de verwachte schade per jaar.
Economische schade
De schade die opgelopen is door ontwrichting van economische processen.
EDO, Ergst denkbare overstroming
Dit zijn scenario's die zijn opgesteld om een goed beeld te kunnen schetsen van de omstandigheden tijdens een overstroming. De scenario's geven de ergste overstromingen weer die experts nog enigszins reëel achten.
Zie meer informatie over het begrip Ergst Denkbare Overstromingen
Emissie
Uitstoot van deeltjes of gassen naar lucht, water en bodem.
Emissieregistratie
Het jaarlijks verzamelen en vaststellen van de uitstoot van verontreinigende stoffen naar lucht, water en bodem.
Zie ook: http://www.emissieregistratie.nl
Erosie
Afslijpen, verweren, achteruitgaan door onder andere zandverlies.
Estuarium
Een estuarium is een overgangsgebied waar rivieren uitmonden in zee. En waar de invloed van het getij merkbaar is.
Evacuatie
Wegzenden van de burgerbevolking (en dieren) uit een bedreigd gebied om slachtoffers te voorkomen.
Evacuatiefractie
Het percentage van de mensen in een bepaald gebied dat naar verwachting voor een doorbraak van een waterkering een gebied kan verlaten.
Evacuatieplan
Een plan voor de aanpak van een evacuatie bij een dreigende (overstromings)ramp.
Externe veiligheid
Veiligheidsdomein gericht op de risico’s voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen.
Faalkans
Kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject waardoor de hydraulische belasting op een achterliggend dijktraject substantieel wordt verhoogd.
Faalkansbegroting
Verdeling van toelaatbare ruimte in faalkansen over de verschillende faalmechanismen van een waterkering zodat de combinatie van deze faalkansruimten de maximale toelaatbare faalkans van de waterkering niet overschrijdt.
Faalmechanisme
Een mechanisme waardoor een kering kan bezwijken.
Falen
Het niet meer kunnen vervullen van de primaire functie. Bij een waterkering gaat het dan om de functie water keren. Er is dan meestal nog geen sprake van een feitelijke overstroming, maar de kans daarop is te groot geworden. De waterkering voldoet niet meer aan de eisen voor de waterkerende functie.
Geen achteruitgangsprincipe
Er is sprake van achteruitgang indien je als gevolg van een ingreep in een slechtere toestandklasse van het waterlichaam komt als oorspronkelijk. Indien het waterlichaam zich reeds in de slechtste toestandklasse bevindt, is de ruimte tot verslechtering bepaalt door de meetnauwkeurigheid van de norm (klassegrens). De meetnauwkeurigheid wordt bepaald door de laatste decimaal waarin de norm is uitgedrukt. Voor de chemische normen zijn er twee toestandklassen en wordt de klassegrens bepaald door de waterkwaliteitsnorm. Voor de ecologische normen zijn er vier tot vijf toestandklassen waarvan de klassegrenzen per biologische kwaliteitselement verschilt.
Getij
De periodieke wisseling van de waterstand, en de daarmee samenhangende getijstroom, die op Aarde optreedt als gevolg van de zwaartekracht van de maan en, in mindere mate, die van de zon. De periode van het stijgen van het water heet vloed of opkomend tij, die van het dalen eb of afgaand tij.
Lees meer over het begrip Getij
Getroffene
Een persoon die in het gebied woont, dat bij een overstroming onder water loopt.
Gevolgen (van een overstroming)
De effecten die een overstroming teweegbrengt: slachtoffers, materiële schade, sociale ontwrichting, effect op gezondheid en welbevinden, maar ook effecten op natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.
Gewasbeschermingsmiddel
Gewasbeschermingsmiddelen zijn bestrijdingsmiddelen die in de landbouw worden gebruikt. Bijvoorbeeld bij het bestrijden van schimmels, insecten en onkruiden.
Golf
Een golf wordt zichtbaar door de verticale beweging van het wateroppervlak. Een golf kan door verschillende oorzaken worden opgewekt. Oorzaken zijn bijvoorbeeld:
- Windgolven die ontstaan door wind over het water;
- Deining ontstaat door het samengaan van windgolven die elders zijn opgewekt;
- Tsunami’s ontstaan door een plotselinge, verticale beweging van de waterbodem (aardbeving onder water)
- Translatiegolven, deze ontstaan door het snel openen of sluiten van een stuw in een rivier;
- Scheepsgolven, die worden opgewekt door varende schepen.
Zie ook: Golfperiode, Golfoploop
Golfoploop
De hoogte van de golven boven de waterstand, die tegen het talud oplopen.
De golfoploop is afhankelijk van de helling van de waterkering, de hoogte van de golf en de periode van de golf (tijdsduur tussen twee golftoppen). Hoe hoger de golf en hoe langer de golfperiode hoe hoger de golfoploop zal zijn.
Golfoverslag
Water dat als gevolg van windgolven over een waterkering heen slaat.
Golfoverslagdebiet
De hoeveelheid water per seconde die over de waterkering heen slaat.
Golfperiode
De golfperiode is de tijd die verloopt tussen twee achtereenvolgende golftoppen bij het passeren van een zelfde punt. Het geheel aan golven noemen we een golfveld. In een golfveld wat opgewekt is door de wind komen golven voor met verschillende hoogten en periodes.
Good Housekeeping
Grenstoestand (uiterste)
De toestand waarbij de kering begint te bezwijken. Dit zal vaak gebeuren bij de extreme omstandigheden die een waterkering moet kunnen weerstaan, maar kan bij sommige faalmechanismen ook bij lagere waterstanden optreden.
Groepsrisico
De kans per jaar dat in één keer een groot aantal mensen komt te overlijden.
Grondijs
Grondijs is ijs dat ontstaat op de bodem van rivieren. In normale omstandigheden zal de onderste laag van een waterkolom niet als eerste bevriezen. Rivieren zijn echter voldoende gemengd zodat ijs, dat het makkelijkst vormt aan stofdeeltjes, het eerst bij de bodem ontstaat (grondijs).
Grootschalige toepassing
Het toepassen van grote hoeveelheden grond en baggerspecie (meer dan 5000 kuub). Voorbeelden van grootschalige toepassingen zijn het toepassen van grond en baggerspecie in bouw- en wegconstructies, in terpen of in diepe plassen (zandwinputten).
Handelingsperspectief
Beschikbare mogelijkheden om in een bepaalde situatie te handelen, bijvoorbeeld bij een overstroming.
Handhaving
Het door communicatie en toezicht bewerkstelligen en zonodig met de toepassing van bestuurlijke, strafrechtelijke en/of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de (milieu)regelgeving wordt nageleefd.
Heave
Hoge gronden
De natuurlijke hoge delen van Nederland.
Hoogwatergolf
Tijdelijk verhoogde waterstanden in een rivier (met een golfvorm) door een verhoogde rivierafvoer. Het kan meerdere uren tot meerdere dagen duren voordat een hoogwatergolf een bepaald punt langs de rivieren is gepasseerd.
Horizontaal evacueren
Het verplaatsen van mensen uit een bedreigd gebied.
Hydraulisch Belasting Niveau (HBN)
De minimaal benodigde kruinhoogte waarbij water en golven veilig gekeerd kunnen worden.
Hydraulische belasting
Kracht die water uitoefent op allerlei waterbouwkundige constructies. Deze kracht moet bekend zijn om een constructie stevig genoeg te kunnen ontwerpen.
Hydraulische condities
De condities die bepalen hoe zwaar een waterkering kan worden belast. Het betreft onder meer waterstanden, stroming, golfhoogten en golflengten.
IJsdam
Bij veel kruiend ijs kunnen ijsdammen ontstaan. Kruiend ijs kan zich zo hoog gaan opstapelen dat ze de stroming van een rivier kunnen beïnvloeden/beperken. In dat geval kan de rivier het water steeds minder goed afvoeren, wat tot stuwing leidt en extreem hoge waterstanden kan veroorzaken.
IJsgang
De aanwezigheid van ijs op een vaarweg tijdens een hevige vorstperiode. Dit kan gevolgen hebben voor waterkeringen, civiele werken in het water en de scheepvaart.
Immissie
In situ
Het uitvoeren van een handeling op de oorspronkelijke plaats, zonder het naar een speciaal medium te verplaatsen of de handeling op een andere locatie uit te voeren.
Incident
Indirecte lozing
Individueel risico
De kans op overlijden voor een individu door deelname aan een activiteit of door blootstelling aan een dreiging of gebeurtenis. Het individuele risico is vaak plaatsgebonden.
Infiltratie
Integrale watervergunning
Interventiewaarde
Waarden die aangeven dat bij overschrijding sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.
Inundatie
Het gecontroleerd overstromen van een gebied. De term heeft een militaire oorsprong.
Invloedszone
Kernzone
De belangrijkste zone van de waterkering. Voor de duinen is dit de zone die na een maatgevende storm moet blijven staan. Wettelijke afbakening is opgenomen in de legger.
Ketenbenadering
Onderdeel van duurzaam ondernemen waarbij wordt gekeken naar de reeks van partijen die van de productieketen een gesloten kringloop kunnen maken.
Koelwater
Het water dat als koelmiddel in de industrie of energiecentrales wordt gebruikt voor hun proces. Het water wordt onttrokken uit een oppervlaktewaterlichaam om bepaalde productieprocessen te koelen, waarna het verwarmde water weer wordt geloosd in een oppervlaktewaterlichaam.
Kosten-batenanalyse
Een analyse waarbij men de voor- en nadelen van een project of maatregel vergelijkt, uitgedrukt in geld. Als de baten groter zijn dan de kosten, dan is het project/de maatregel economisch rendabel.
Kringloopsluiting
Kritisch grensprofiel
Grensprofiel dat aan de landwaartse zijde van het duin is gesitueerd. Als het kritiek grensprofiel doorbreekt, is het duin als totaal bezweken.
Kruiend ijs
Kruiend ijs is vaak het gevolg van harde wind na een flinke vorstperiode. Boven meren of andere grote wateroppervlakken, zoals het IJsselmeer of de Waddenzee, krijgt de wind vat op de ijsvelden, die dan in beweging komen. De ijspakketten worden in de richting van de wind over een grote afstand tegen elkaar geduwd, waarbij grote ijsplaten moeiteloos omhooggeduwd kunnen worden.
Kruin
Het hoogste punt van het dijklichaam.
Kunstwerk
Een constructie of installatie die in het waterbeheer één of meer functies vervult. Voorbeelden zijn sluizen en gemalen, die als functie water keren, water beheren en scheepvaart begeleiden hebben.
Kustfundament
Het kustfundament wordt zeewaarts begrensd door de doorgaande NAP -20 m lijn. Aan de landzijde omvat het kustfundament alle duingebieden en zeekeringen (ook harde).
Kustlijn
Algemeen begrip om de overgang van zee naar land aan te duiden. In Nederland wordt hiervoor de grens van de laagste laagwaterlijn aangehouden.
Kustverdediging
Kwalibo
Kwaliteitsborging in het bodembeheer. Lees meer over Kwalibo
Kwel
Het uittreden van grondwater aan de binnenzijde van een gebied als gevolg van hogere waterstanden aan de buitenzijde van het beschouwde gebied.
LCM
Landelijke Commissie Milieuverontreinigingen Water
LCO
Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging.
De LCO biedt overzicht en geeft advies in tijden van overstromingsdreiging aan de waterschappen, Rijkswaterstaat en de top van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
LCW
Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling. De LCW adviseert de minister bij het verdelen van het beschikbare rijkswater onder sectoren die daarvan afhankelijk zijn in perioden van watertekort en droogte.
Lengte-effect
Het effect dat de overstromingskans van een dijktraject groter is naarmate het traject langer is.
Lokaal Individueel Risico (LIR)
De jaarlijkse kans dat een denkbeeldig persoon op een bepaalde locatie komt te overlijden door een overstroming, rekening houdend met de evacuatiemogelijkheden. In Nederland vastgesteld op maximaal 1/100.000 per jaar.
Lozing
Een lozing is het in het oppervlaktewater brengen van stoffen die daar van nature niet in horen. Als een lozing een vergunning heeft, voldoet het aan strenge eisen en wordt het gecontroleerd. Een onbedoelde lozing kan veroorzaakt worden door een leidingbreuk in een fabriek of door een schip dat lading verliest.
Maatgevende hoogwaterstand (MHW)
De waterstand die maatgevend is voor het bepalen van de lokaal vereiste hoogte van de waterkering. Dit begrip is onderdeel van de normering die in de afgelopen tientallen jaren in Nederland van kracht was.
Meetverplichting
Mengzone
Zone in de directe omgeving van het lozingspunt waarbinnen de milieukwaliteitsnormen mogen worden overschreden.
Milieujaarrapportage
Milieuzorg
Modellering
Modelleren is het wiskundig benaderen van de werkelijkheid. Een model is altijd een versimpeling van de werkelijkheid, maar wel met als doel om de werkelijke toestand zo dicht mogelijk te benaderen. In het watermanagement worden modellen voornamelijk gebruikt om onder andere waterstanden en afvoeren in de tijd te berekenen.
Mors
Het deel van het aangesneden profiel dat niet door het transportsysteem wordt meegenomen, of bodemmateriaal dat als gevolg van de baggeractiviteit anderszins op de gebaggerde bodem terechtkomt.
Morsverliezen
Verlies van kleine hoeveelheden droge bulkgoederen tijdens overslagwerkzaamheden.
NAP
Normaal Amsterdams Peil (NAP). Dit Peil is het referentievlak voor Nederland en wordt ook gebuikt als basis voor de referentievlakken van een aantal Europese landen. Het is gebaseerd op het jaargemiddelde van de hoogwaterstanden op het IJ bij Amsterdam tussen september 1683 en september 1684. In 1894 was het genormaliseerde Amsterdamse Peil na het herstellen van fouten overgebracht in heel Nederland. Hiermee werden alle plaatselijke referentievlakken vervangen.
Zie ook: Waterstand
Nautisch onderhoud
Het op diepte houden van waterwegen voor de scheepvaart.
Noodmaatregelen
De maatregelen die men treft om een dreigende ramp alsnog te keren en/of de gevolgen zoveel mogelijk te beperken.
Nutriëntenbelasting
Toevoer van meststoffen van buitenaf in een watersysteem.
Ondergrens
De ondergrens geeft de maximaal toelaatbare faalkans voor een waterkering weer, die hoort bij de betreffende signaleringswaarde van de kering. Voor iedere kering is de kans van de ondergrens drie maal groter dan de kans van de signaleringswaarde. Bijvoorbeeld, bij een dijktraject met een signaleringswaarde van 1/30.000, past een ondergrens van 1/10.000.
Onderhoudsbaggeren
Baggerwerkzaamheden waarmee wordt gezorgd dat de watergang weer aan het leggerprofiel voldoet.
Onderhoudsdiepte
Onderloopsheid
De stroming van water onder de dijk met meevoering van zand en aarde. De dijk verliest hierdoor stabiliteit (zie ook piping)
Onderwateroever
Gedeelte van de kuststrook zeewaarts van de laagwaterlijn tot de zeebodem, ook wel vooroever genoemd.
Ontwateren
De scheiding van water van slib of baggerspecie. Zodat het volume afneemt.
Ontwatering
De afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drainagebuizen en greppels naar een stelsel van grotere waterlopen.
Ontwerppeil
Ook ontwerp-waterstand of maatgevende hoogwaterstand (MHW) genoemd. Het is een waterstand, met een lage frequentie van voorkomen, waarop de waterkeringen zijn ontworpen. Het begrip MHW is onderdeel van de normering die in de afgelopen tientallen jaren in Nederland van kracht is geweest.
Onvoorziene lozing
Een lozing van afvalwater als gevolg van een ongeval.
Opbarsten
Het openbreken van de kleilaag aan de landwaartse zijde van een dijk door de druk van het water onder de dijk.
Oppervlaktewaterlichaam
Overhoogte
Extra hoogte van een waterkering boven de benodigde kruinhoogte.
Overlopen
Het over de waterkering heen stromen van water, als de waterstand hoger is dan de waterkering.
Overschrijdingskans
De kans dat e maatgevende hoogwaterstand wordt overschreden. Dit begrip is onderdeel van de normering die in de afgelopen tientallen jaren in Nederland van kracht was.
Overstromingskans
Kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade.
Overstromingsrisico
De kans op een overstroming vermenigvuldigd met de gevolgen.
Overstromingsscenario
Een aangenomen verloop van een overstroming. Op basis daarvan schat men de gevolgen in.
Overstromingssimulatie
Een berekening met een computermodel om het verloop van een overstroming te bepalen.
Overstromingsverloop
De wijze waarop de overstroming plaatsvindt in ruimte en tijd.
PAKs
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen. Een groep van honderden organische stoffen opgebouwd uit twee of meer benzeenringen, die kankerverwekkend kunnen zijn.
PBDE
Polygebromeerde difenylether, giftige stof die als vlamvertrager in huishoudelijke voorwerpen wordt toegepast waaronder stoffen, meubels en elektronica.
Persistent
Niet-biologisch afbreekbaar (van milieugevaarlijke stoffen of afvalproducten)
Persleiding
Piping
Terugschrijdende erosie in een tunneltje (pipe) onder een dijklichaam. Zie ook onderloopsheid.
Plasbrand
Preparaten
Primaire dijk of kering
Dijk of Waterkering die grenst aan buitenwater (zee, rivieren, grote meren).
Uitzondering is de Diefdijk, een compartimenteringskering die niet langs water ligt. Deze is beoogd om als primaire kering te worden vastgelegd in de nieuwe Waterwet.
Probabilistiek
Rekenmethode voor het bepalen van bijvoorbeeld de ontwerpsterkte van een waterkering waarbij de kansverdelingen van alle variabelen die de sterkte mede bepalen, worden gespecificeerd en gecombineerd, en waarbij ook rekening wordt gehouden met correlaties tussen deze variabelen. Bij probabilistisch ontwerpen worden waterkeringen zodanig ontworpen dat de kans dat de (onzekere) belasting groter is dan de (onzekere) sterkte, kleiner is dan een bepaalde faalkanseis.
Puntbron
Rampenbestrijdingsplan
Een plan met te nemen maatregelen voor het bestrijden van een calamiteit.
Rampenplan
Een plan dat overzicht geeft van de handelingen van betrokken hulpdiensten en overige organisaties bij een (dreigende) calamiteit.
Regionale dijk of (water)kering
Waterkering die bescherming biedt tegen regionale wateren. Deze bevinden zicht binnen een dijkring en voorkomen dat het water zicht aan een overstroming binnen de dijkring verspreidt. Er zijn ook enkele regionale keringen die voor een dijkring liggen en buitendijkse gebieden beschermen.
Retentiegebied
Een gebied waar tijdelijk, bij hevige regenval of hoge rivierafvoer, water kan worden geborgen zodat stroomafwaarts gelegen gebieden niet overstromen.
Rijntakken
Hiermee worden de verschillende oppervlaktewaterlichamen bedoeld in het nederlandse Rijnstroomgebied die samen de Rijn vormen (IJssel, Waal, Lek, Nederrijn). Ook het Pannerdensch kanaal en de Twentekanalen vallen onder de Rijntakken.
Riooloverstort
Een riooloverstort is een voorziening door middel waarvan bij de neerslag van hemelwater het teveel aan hemelwater, al of niet vermengd met afvalwater dat niet in het stelsel wordt geborgen, kan worden geloosd op
oppervlaktewater.
Risicocommunicatie
Het communiceren door overheden naar burgers over de risico's die burgers oplopen.
Risicokaarten
De risicokaart laat de locatie van risicobronnen zien waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen, bijvoorbeeld door overstroming. In totaal kunnen de risico’s van 13 ramptypen op de kaart worden getoond.
Voor meer informatie zie www.risicokaart.nl.
Roerdiepte
Diepte tot waarop de grijper maximaal de grond omroert.
Ruimte voor de Rivier
Programma van maatregelen waarbij de hoeveelheid water per seconde, die de rivier veilig tussen de dijken naar zee kan voeren, wordt vergroot zonder de dijken te verhogen.
Samenloop
Schaderisico
Het schaderisico in de gemiddelde materiële schade, die overstroming per jaar veroorzaakt. Oftewel: de waarde van de materiële schade door een overstroming maal de kans op een overstroming.
Seiche
Een seiche is een windgolf met een bijzonder karakter. Het ontstaan van een seiche kan verschillende oorzaken hebben. Het passeren van een koufront van een lagedrukgebied boven een groot wateroppervlak is er een van. Door het passeren van het koufront neemt de wind plotseling sterk toe en veroorzaakt een kortdurende, flinke verhoging van de waterstand.
Signaleringswaarde
De signaleringswaarde voor een dijktraject is, samen met de ondergrens, als norm in de wet opgenomen. De waarde betreft een overstromingskans en is zodanig gekozen dat er voldoende tijd is voor het uitvoeren van een verbeteractie. Alle primaire waterkeringen in Nederland hebben een signaleringsnorm gekregen tussen de 1 op 300 en de 1 op 100.000.
Slachtofferrisico
Het individuele risico op overlijden: de kans op overlijden op een bepaalde plaats als gevolg (in dit geval) een overstroming.
Springtij
Periode van het getij waarin het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is. Niet alleen het hoogwater is dan hoger dan gemiddeld, het laagwater is dan ook lager dan gemiddeld. Springtij treedt eens in de ongeveer 14 dagen op.
Stand der Veiligheidstechniek
Stoffen
Stormseizoen
De periode van het jaar dat stevige stormen ervoor kunnen zorgen dat het water van de zee hoog opgestuwd wordt. Deze periode loopt globaal van 1 oktober tot 1 april daaropvolgend.
Stormvloed
Zeer hoge waterstand. Er is sprake van stormvloed als in één van de zes hoofdmeetstations voor de kust een bepaalde waterstandnorm overschrijdt. Deze worden per locatie bepaald.
Stormvloedkering
Waterbouwkundige constructie die bij stormvloed of springtij moet verhinderen dat er grote hoeveelheden water de monding van een rivier instromen en stroomopwaarts tot overstromingen leiden.
Zie ook: Stormvloed
Stuwbeheer
De waterstanden in rivieren kunnen gecontroleerd worden door stuwen. Deze stuwen worden aangepast aan een veranderende waterstand. Deze aanpassingen zijn noodzakelijk voor veiligheidsredenen, om scheepvaart mogelijk te blijven maken of om verschillende gebruikers van voldoende water te voorzien.
Stuweffect
Bij de uitvoering van het stuwbeheer worden de waterstanden en/of uitvoeren door menselijk ingrijpen onnatuurlijk beïnvloed.
Talud
De schuine aflopende zijden aan de binnen- en buitenkant van een dijk.
Taludbekleding
Teeltvrije zone
Toezichtplan
Tolerantie
De marge van de afmetingen waarbinnen de bagger- en ontgrondingswerkzaamheden moeten worden opgeleverd. Dit heeft veelal betrekking op de opleverdiepte ten opzichte van NAP.
Uitspoeling
Het weglopen via het grondwater in het oppervlaktewater van bepaalde stoffen, zoals fosfaat en stikstof. Transport van materiaal vanuit tussenlaag of ondergrond door de toplaag naar buiten.
Veiligheidsketen
Een systeembenadering voor het omgaan met risico's, bestaande uit de vijf schakels pro-actie, preventie, preparatie, respons en nazorg.
Veiligheidsnorm
Het wettelijk vastgelegde niveau van bescherming van een dijktraject tegen overstromen. In het nieuwe waterveiligheidsbeleid en in de beoogde nieuwe waterwet zijn voor elk traject twee normen vastgelegd: een signaleringswaarde en een ondergrens.
Verspreiden
Het transport van verontreinigende stof(fen) in de bodem, naar het oppervlaktewater, de atmosfeer of andere media.
Verspreiden van baggerspecie
Vrijgekomen baggerspecie toepassen. De baggerspecie die op ongewenste plaatsen is gesedimenteerd elders weer terug te brengen in het watersysteem. De sedimentbalans wordt zo hersteld.
Vertikaal evacueren
Het verplaatsen van mensen naar hoger gelegen gebieden of hogere verdiepingen in gebouwen binnen het gebied waar een overstroming dreigt of zich voltrekt.
Vertroebeling
De (tijdelijke) aanwezigheid van vaste bestanddelen in de waterkolom als gevolg van het gehele baggerproces.
Vervuilingseenheid
Verwachting
In de hydrologie is een verwachting gebaseerd op een berekening uitgevoerd met bijvoorbeeld een waterbewegingsmodel, aangevuld met een kansberekening en expert-judgement.
Verzilting
Het toenemen van het zoutgehalte in het oppervlaktewater of in het grondwater.
Lees meer over het begrip Verzilting
Visintrek
Vooroever
Gedeelte van de kuststrook zeewaarts van de laagwaterlijn tot de zeebodem, ook wel onderwateroever genoemd.
Voorspelling
In de hydrologie betekent een voorspelling de beschrijving van een toekomstig fenomeen op grond van wetenschappelijke verbanden. Zo spreekt men bijvoorbeeld over de getijvoorspelling. En daarmee bedoelt men de beschrijving van het astronomische getij in de toekomst. Deze astronomische getijvoorspellingen worden gepubliceerd in getijtafels.
Waakhoogte
De hoogte van de kruin van de waterkering boven het ontwerppeil. De minimale waakhoogte wordt bepaald waar je geen golven hebt. Dit is over het algemeen 50 cm boven de maatgevende hoogwaterstand.
Waarschuwingstijd
De tijd tussen het tijdstip dat bekend is dat er een hoge waterstand te verwachten is en het moment van daadwerkelijk optreden van die waterstand.
Water footprint
Waterberging
Het tijdelijk of langdurig bergen van (regen)wateroverschotten uit de omgeving.
Waterbodem
Het onder de waterspiegel gelegen grondvlak van een rivier, kanaal, meer, haven, etcetera, exclusief de overgangtaluds naar de oevers.
Waterbodemonderzoek
Een onderzoek naar de kwaliteit van het te baggeren of ontgraven materiaal. Hierin is een onderscheid gemaakt in vooronderzoek waterbodems en verkennend waterbodemonderzoek.
Waterkerend kunstwerk
Waterkering
Een natuurlijke of kunstmatige verhoging in het landschap op het achterliggende gebied te beschermen tegen overstroming. Deze zijn primair of regionaal.
Waterkwaliteitsspoor
Waterstand
Waterstand is de hoogte van het wateroppervlak bij een specifiek punt. De hoogte wordt gebaseerd op basis van het NAP. Waterstanden worden gecommuniceerd in zowel meters, decimeters als in centimeters, afhankelijk van de wensen van de gebruiker. Voor zeekaarten wordt uitgegaan van het Laagste Astronomisch Getij als referentievlak voor waterdiepten en het middenstandsvlak (gemiddelde waterstand van hoog en laagwaters) voor de hoogte van bakens en vuurtorens.
Watersysteem
Samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.
Watertekort
Meer vraag dan aanbod van oppervlaktewater ten gevolg van te weinig afvoer, weinig neerslag en hoge temperatuur.
Watertemperatuur
De temperatuur van het oppervlaktewater.
Bij hoge watertemperaturen boven de 20 ºC kan dit gevolgen hebben voor de zwemwaterkwaliteit, maar ook de koelcapaciteit van het koelwater neemt af.
Bij lage watertemperaturen beneden de 1,5 ºC ontstaat er kans op ijsvorming
Lees meer over het begrip Watertemperatuur
Waterverdeling
De verdeling (op basis van prioriteitsstelling) van een beschikbare hoeveelheid water over de verschillende watergebruikers in een gebied. Deze verdeling is beschreven in het begrip verdringingsreeks.
Watervraag
Windkracht- en richting
Windkracht wordt aangegeven volgens de windschaal van Beaufort. Beaufort baseerde de windkracht op de hoeveelheid zeil die een groot schip kon voeren bij een zwakke bries, storm of orkaan.
Later werden er windsnelheden aan de schaal toegevoegd. In 1946 is de schaal officieel vastgesteld door het International Meteorological Committee en werd gebaseerd op de gemiddelde windsnelheid gedurende 10 minuten op een hoogte van 10 meter boven de grond.
Windrichting
In de meteorologie is de windrichting de richting waar de lucht vandaan komt. Dus bij een westenwind komt de wind uit het westen en gaat de lucht van west naar oost.
WMCN
Watermanagementcentrum Nederland.
In het WMCN werken Rijkswaterstaat (RWS), de waterschappen en het KNMI samen. RWS faciliteert het WMCN.
Zandbank
Zeereep
Eerste doorgaande duinregel, gelegen onmiddellijk langs het strand.
Zelfredzaamheid
De mate waarin burgers bij een (dreigende) calamiteit zichzelf in veiligheid weten te brengen en zich voor korte of lange tijd zelf weten te redden zonder hulp van de overheid.
Zuurstofverbruik
Zwakke schakels
Delen van de waterkering langs de Nederlandse kust die in de afgelopen jaren moesten worden versterkt om de krachten van de golven bij stormvloed te kunnen weerstaan.

Waterstand
Waterstand is de hoogte van het wateroppervlak bij een specifiek punt. De hoogte wordt gebaseerd op basis van het NAP. Waterstanden worden gecommuniceerd in zowel meters, decimeters als in centimeters, afhankelijk van de wensen van de gebruiker. Voor zeekaarten wordt uitgegaan van het Laagste Astronomisch Getij als referentievlak voor waterdiepten en het middenstandsvlak (gemiddelde waterstand van hoog en laagwaters) voor de hoogte van bakens en vuurtorens.
Onderloopsheid
De stroming van water onder de dijk met meevoering van zand en aarde. De dijk verliest hierdoor stabiliteit (zie ook piping)