Lozen uitwendig reinigen voertuigen en werktuigen (agrarisch)

Bij het uitwendig wassen van voertuigen of werktuigen komt afvalwater vrij. Voor het lozen hiervan maakt men onderscheid in motorvoertuigen of werktuigen die zijn gebruikt voor het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen, of die voor andere doeleinden zijn gebruikt. Bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen gelden ook eisen aan het stallen. Het mengen van deze afvalwaterstromen is niet mogelijk omdat verschillende eisen van toepassing zijn.

Bij het uitwendig reinigen van voertuigen komt afvalwater vrij. Hierbij maakt men onderscheid in twee activiteiten:

  1. het uitwendig wassen van motorvoertuigen of werktuigen
  2. stallen van werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt

Bij het wassen van motorvoertuigen of werktuigen zijn er nog andere verschillen:

  • die waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast
  • die voor andere doelen zijn gebruikt.

Uitwending wassen van motorvoertuigen of werktuigen

Onder werktuigen valt spuitapparatuur zoals bijvoorbeeld veldspuiten, maar ook poot- en plantmachines. Bij het wassen van voertuigen en werktuigen met gewasbeschermingsmiddelen gelden andere regels dan voor het wassen van voertuigen of werktuigen zónder gewasbeschermingsmiddelen.

De voorschriften in paragraaf 3.3.2 gelden niet voor het lozen van afvalwater bij het inwendig reinigen. Dat staat in paragraaf 4.8.1 van het Activiteitenbesluit.

Vindplaats

De voorschriften voor het lozen van afvalwater bij het uitwendig wassen staan in artikel 3.23a t/m 3.25 en 6.22c van § 3.3.2 van het Activiteitenbesluit.

Verboden en voorwaarden

De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.

Bij de aanpassing van § 3.3.2 op 1 januari 2013, waarbij de agrarische activiteiten zijn ingevoegd, is een nota van toelichting (pdf, 253 kB) opgenomen. Ook de wijziging van § 3.3.2. van 6 januari 2014 over het lozen van waswater op de bodem bevat een nota van toelichting (pdf, 83 kB). Deze zijn hier verwerkt.

In het Activiteitenbesluit is er verschil in het wassen van:

  • motorvoertuigen of werktuigen die worden gebruikt voor het toepassen van (chemische) gewasbeschermingsmiddelen (gwbm) en
  • motorvoertuigen of werktuigen die voor andere doelen zijn gebruikt.

Voor het lozen op het vuilwaterriool gelden verschillende eisen, zodat een wasplaats niet voor beide doelen te gebruiken is.

Voorschriften

Zonder gwbm

Met gwbm

Vuilwaterriool

Vanaf bodembeschermende voorziening (Artikel 3.23c):

  • 300 mg/l onopgeloste stoffen
  • 20 mg/l olie of 200 mg/l olie met olie-afscheider

Vanaf bodembeschermende voorziening (Artikel 3.23d):

  • zuiveringsvoorziening
  • 300 mg/l onopgeloste stoffen
  • 20 mg/l olie of 200 mg/l olie met olie-afscheider*

Oppervlaktewater

Watervergunning

Watervergunning

Hemelwaterriool

Maatwerkvoorschrift

Maatwerkvoorschrift

Bodem

Zonder bodembeschermde voorziening

  • maximaal een voer/werktuig per week

Zonder bodembeschermende voorziening

  • op perceel waarop ook toepassing gwbm
  • of Maximaal 2 werktuigen per jaar

Vanaf bodembeschermende voorziening

  • zuiveringsvoorziening
  • 20 mg/l olie met gelijkmatige verspreiding over onverharde bodem

* het overgangsrecht is van toepassing. Alleen wanneer geplaatst vóór 1 januari 2008 en voldoet aan NEN-EN 858 1 en 2.

Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool en de bodem geregeld. Voor lozingen in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.

Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).

Lozen afvalwater met gewasbeschermingsmiddelen

Het afvalwater afkomstig van het uitwendig reinigen van werktuigen, waarmee gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen zijn toegepast, mag men lozen:

  • op of in de bodem over het perceel waar de gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen zijn toegepast. Het afvalwater moet gelijkmatig verspreid worden over de bodem wanneer gewassen wordt op een bodem beschermende voorziening;
  • via een zuiveringsvoorziening dat ten minste 95% van de gewasbeschermingsmiddelen verwijderd, op of in de bodem of in het vuilwaterriool.

Zuiveringsvoorziening voor gewasbescherming

Een zuiveringsvoorziening voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden is voorgeschreven bij een afvalwaterlozing, waarin deze middelen kunnen zitten. Een zuiveringsvoorziening moet ten minste 95% van de gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater verwijderen, goed toegankelijk zijn en zo vaak als voor de goede werking daarvan nodig is worden onderhouden.

Een zuivering is een procesinstallatie. En is een geheel van een aantal buffertanks, eventuele begietingsbakken, filtratiesystemen en leidingen. Het afvalwater wordt hierin gerecirculeerd tot de gewasbeschermingsmiddelen zijn afgebroken in een filter of infiltratiebak.

De zuivering van gewasbeschermingsmiddelen en biociden kan op verschillende manieren. Men kan dit type afvalwater zuiveren met hulp van:

  • biologische technieken
  • fysisch-chemische technieken, zoals actief koolfilter, oxidatie en membraanfiltratie

Biologische zuivering is voor agrarische bedrijven een aantrekkelijke optie voor verwerking van relatief kleine hoeveelheden afvalwater. Denk daarbij aan maximaal 30 m3 ongezuiverd afvalwater per jaar.

Meerdere typen installaties (zoals de Fytobak, Biofilter en Phytobac) zijn aantoonbaar effectief voor de biologische zuivering van dit type afvalwater. Onderzoek heeft aangetoond dat deze systemen gemiddeld voor 95% tot 99% van de gewasbeschermingsmiddelen uit het water verwijderen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handleiding Fytobak en Biofilter; werking, constructie en het gebruik voor afvalwater verontreinigd met gewasbeschermingsmiddelen door WageningenUR/PPO Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit, januari 2013.

Bijzonder is dat er bij een aantal ingezette zuiveringsvoorzieningen uiteindelijk geen lozing meer plaatsvindt, naar de bodem, oppervlaktewater of riool.

Als een biologische zuiveringsvoorziening wordt toegepast, gelden aanvullende eisen:

  • Contact van het afvalwater met de bodem moet worden voorkomen.
  • De zuiveringsvoorziening heeft een bufferopslag en doseereenheid. Daarmee verspreid men het afvalwater geleidelijk en gelijkmatig over het oppervlak van het zuiveringsmateriaal. Deze combinatie zorgt er voor dat de zuiveringscapaciteit  van de installatie niet wordt overschreden.
  • De zuiveringsvoorziening moet voldoende groot zijn voor de behandeling van de afvalwaterstroom die jaarlijks vrijkomt. Op verzoek van het bevoegd gezag moet het bedrijf dit kunnen aantonen met een capaciteitsberekening.

Olie-afscheider

Een zuiveringsvoorziening werkt niet goed als er teveel olie in het toegevoerde afvalwater aanwezig is. Het kan daarom nodig zijn dat er een olieafscheider voor de zuiveringsvoorziening nodig is.

Voor het lozen van afvalwater afkomstig van de activiteit geldt een standaardlozingseis van 20 milligram olie per liter en 300 milligram onopgeloste stoffen per liter, in enig steekmonster. De hoeveelheid van 20 milligram olie per liter komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan alleen bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping).

Als niet met preventieve maatregelen kan worden voorkomen dat er meer olie in het afvalwater terecht komt, is een olieafscheider en slibvangput nodig. Deze olieafscheider en slibvangput moet voldoen aan NEN-EN 858.

Het is van belang om te weten dat de norm van 20 milligram olie per liter dan niet geldt. Als het afvalwater wordt geleid door een olieafscheider dan geldt altijd de norm van 200 milligram per liter. En dat in enig steekmonster. Oliehoudend afvalwater moet altijd bemonsterd kunnen worden.

Stallen voertuigen of werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast

Voertuigen en/of werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast kunnen op een verharde ondergrond worden gestald. Men moet dan zorgen dat het hemelwater niet in contact komt met de gewasbeschermingsmiddelen. Dit kan men doen door deze motorvoertuigen of werktuigen af te dekken of onder een overkapping te stallen. Omdat er dan sprake is van schoon hemelwater, is artikel 3.3 van het Activiteitenbesluit van toepassing.

Hemelwater

Sprake is van het lozen van hemelwater wanneer de wasplaats niet in gebruik is. Dit hemelwater dat op de wasplaats valt mag de ondernemer niet op de bodem of in het oppervlaktewater lozen. Er kunnen sporen van gewasbeschermingsmiddelen in zitten. Artikel 3.3 van het Activiteitenbesluit is niet van toepassing omdat sprake is van een bodembeschermende voorziening (artikel 3.27 Activiteitenregeling milieubeheer). Via maatwerk kan het bevoegd gezag de lozing dit hemelwater in de bodem accepteren (artikel 2.2, lid 3 van het Activiteitenbesluit. Download een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift (docx, 30 kB).

Lozing in het oppervlaktewater mag niet, behalve als het bevoegd gezag hiervoor een watervergunning heeft afgegeven.

Een uitleg van de bepalingen voor het lozen van hemelwater vindt u op de pagina: 'Lozen van afvloeiend Hemelwater'.

Controleaspecten

  1. Staan voertuigen en werktuigen, waarmee gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast gestald op een verharde ondergrond? En zijn deze afgedekt of staan ze onder een overkapping?
  2. Worden voertuigen en werktuigen, waarmee gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, uitwendig gewassen?
  3. Vindt het reinigen plaats op het perceel waar de gewasbeschermingmiddelen zijn toegepast?
  4. Worden (bij de inrichting) meer dan twee voertuigen per jaar gewassen?
  5. Is bij het lozen op of in de bodem of in het vuilwaterriool een zuiveringsvoorziening aanwezig met een bufferopslag en doseerunit? En is de capaciteit van deze zuiveringsvoorziening voldoende voor de jaarlijkse afvalwaterstroom (capaciteitsberekening aanwezig)?
  6. Is er een olie-afscheider en slibvangput aanwezig?
  7. Zijn deze zuiveringsvoorzieningen in goede staat van onderhoud?
  8. Hoe wordt voorkomen dat het schone hemelwater niet op de riolering wordt geloosd als de wasplaats niet in gebruik is? Werkt het afvoersysteem en de zuivering naar behoren?
  9. Vindt er geen afspoeling plaats naar het oppervlaktewater?
  10. Is de wasplaats voldoende schoon/onderhouden als deze niet gebruikt wordt?

Olie-afscheider en slibvangput aanwezig?

In het handboek water is alle informatie over olie-afscheider en slibvangput te vinden. Daar vind u ook informatie over controle aspecten, monstername en informatie over capaciteitsberekeningen en achtergrond informatie over olie-afscheiders en slibvangputten.