Doelmatige werking rioolwaterzuiveringsinstallatie en riolering

Bij het beoordelen van de gevolgen van een lozing kijkt het bevoegde gezag naar de doelmatige werking van een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) en riolering. De lozing mag het zuiveringsproces op de rwzi en het functioneren van de riolering niet verstoren.

Inhoud

Toepassingsgebied

Deze toelichting op de doelmatige werking heeft alleen betrekking op de rwzi in combinatie met de riolering. Een riool is een voorziening voor inzameling en transport van afvalwater. Bij een rwzi gaat het om de zuivering van stedelijk afvalwater. In de Waterwet spreekt men over een zuiveringtechnisch werk. Bedrijfsafvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) vallen hier niet onder.

Het afvalwater moet na behandeling op de rwzi voldoen aan de lozingseisen voor rwzi's. Een lozing op riolering en rwzi mag nooit leiden tot overschrijding van de lozingseisen voor het effluent van de rwzi.

Het bevoegd gezag voor de riolering kijkt hier naar bij het beoordelen van een lozing op de riolering. Bij de beoordeling neemt het bevoegd gezag ook het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) mee. Uit het GRP blijkt of de lozing op de riolering kan. Uit de beoordeling kan ook blijken dat het nodig is om bedrijfsafvalwater voor de lozing op het riool te behandelen. Die behandeling moet zo zijn dat de rwzi het bedrijfsafvalwater daarna zonder problemen kan verwerken. Of dat de lozing op het oppervlaktewater mag.

Bevoegdheid bij directe of indirecte lozingen

Bij de lozingen op de rwzi onderscheidt men directe (op de rwzi aangesloten) lozingen en indirecte lozingen:

Het advies van de beheerder kan zijn om voorschriften toe te voegen aan de vergunning over deze onderwerpen. Het advies kan ook inhouden dat het bevoegd gezag de vergunning weigert of gedeeltelijk weigert. Wanneer de rwzi loost op oppervlaktewater dat bij een andere beheerder hoort, mag de rwzi-beheerder deze betrekken bij het advies over de waterkwaliteit.

Het bevoegd gezag moet het advies van de beheerder opvolgen. Is het advies strijdig met andere belangen die bij vergunningverlening spelen? Dan hoeft het bevoegd gezag het advies van de beheerder niet over te nemen. Bij het verlenen van de vergunning moet het Wabo bevoegd gezag wel beargumenteren waarom men het advies niet overneemt.

De verantwoordelijkheid om tijdig advies te vragen ligt bij het Wabo bevoegd gezag.

Doelmatigheid bij indirecte lozingen

In de riolering wordt het afvalwater verdunt doordat het mengt met ander afvalwater. Sommige verontreinigingen breken voor een deel af in het riool. Andere stoffen zijn vluchtig en verdampen uit het afvalwater.

Daarom moet men bij de beoordeling van een indirecte lozing niet alleen kijken naar de lozingseisen die gelden voor de rwzi. Men moet ook kijken naar de effecten van de lozing op de riolering.

Zorgplicht lozing op riool

Voor lozingen op de riolering geldt altijd de zorgplicht. Uit die bepaling komen de volgende vuistregels voor lozingen op de riolering. Bij een lozing op het riool is:

  • de temperatuur niet hoger dan 30°C
  • de zuurgraad (pH-waarde) tussen 6,5 en 10
  • de sulfaatconcentratie lager dan 300 milligram per liter
  • geen kans op brand- of explosiegevaar
  • het water niet door een beerput, rottingsput of septictank geleid

De lozingsvoorwaarden voor vuilwaterriool gelden voor het gemeentelijk riool, maar ook voor een particulier stelsel. Daarbij maakt het niet uit of het particuliere stelsel aansluit op het gemeentelijk riool of direct aansluit op een afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). De lozingsvoorwaarden zijn namelijk bedoeld voor de bescherming van het milieu, de waterzuivering én het rioolstelsel.

Beoordelen lozing op riool

Bij het beoordelen van de lozing op het riool kijkt het bevoegde gezag verder naar:

  • Is voor de te lozen stoffen een ABM toets uitgevoerd?
  • Is op de lozing een immissietoets uitgevoerd?
  • Wijkt de samenstelling van de lozing af van die van de gemiddelde samenstelling van stedelijk afvalwater?
    • Wat is het aandeel van de lozing (vervuiling of debiet) in het totale aanbod van afvalwater op de zuivering (in de regel meer dan 10% van de capaciteit van de zuivering)?
    • Is de lozing absoluut groot in vervuiling of debiet (meer dan 5.000 ie en/of meer dan 500 m3/dag)?
    • Gaat het om een lozing van een 'rioolvreemde' stof (bijvoorbeeld: doekjes, luiers, frituurvet, olie, afval en plastic)?
    • Is het een lozing van 'dun water' (water met geringe hoeveelheid ie per m3 afvalwater)?
    • Gaat het om stoffen die niet of nauwelijks biologisch afbreken of te verwijderen zijn?
  • Gaat het om een lozing met mogelijk nitrificatieremmende stoffen?
    Dit kan zo zijn bij afvalwater vanuit bepaalde bedrijfstakken. Voorbeelden daarvan:
    • (petro)chemische industrie
    • bedrijven die afvalstoffen be- en verwerken
    • verf-, lak- en drukinktfabrieken
    • vatenwasserijen en
    • tank(auto)cleaningbedrijven)
  • Is het een lozing van zout water? En leidt dit tot een lozing (uit de rwzi) op het oppervlaktewater van chloride met een gehalte hoger dan 150 mg/l)?

Als de aangevraagde lozing geen schadelijke effecten heeft op riolering en/of rwzi dan staat het bevoegd gezag de lozing toe. In de Wabo-vergunning milieu komen de lozingseisen voor de lozing op het riool te staan. De eisen moeten altijd in overeenstemming zijn met de grootte van de effecten van de lozing.