Inhoudelijk kader

De wettelijke en bestuurlijke kaders geven aan wanneer een watertoetsproces doorlopen moeten worden en hoe het proces verloopt. Daarnaast zijn er ook een aantal inhoudelijke kaders die richting geven aan de onderwerpen die aan de orde komen tijdens het watertoetsproces. Deze onderwerpen zijn verder uitgewerkt in de 'checklist waterbelangen'.

Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan geeft een visie op de klimaatbestendige inrichting van Nederland als waterland. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en is het Rijksplan voor het waterbeleid. De planperiode van de 4e Nota Waterhuishouding loopt af op 22 december 2009. Het Nationaal Waterplan bevat, naast een langetermijnvisie en een streefbeeld voor 2040, een concreet uitvoeringsprogramma 2009-2015.

Nationaal Bestuursakkoord Water
Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het allereerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water. Met de ondertekening van het Nationaal Bestuursakkoord Water onderstrepen alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak.

Watervisie ‘Nederland veroveren op de toekomst’
In 2007 heeft het kabinet de Watervisie ‘Nederland veroveren op de toekomst’ vastgesteld. In de Watervisie wordt beschreven in welke richting het beleid zich de komende jaren moet ontwikkelen om Nederland op de lange termijn klimaatbestendig te houden. De Watervisie is de basis geweest voor het Nationaal Waterplan.

Nota waterbeheer 21-ste eeuw (WB21)
Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later zijn de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Waterwet 2009
De Waterwet 2009 vraagt om het opstellen van een nationaal waterplan en van provinciale of regionale waterplannen. Het nationaal waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de gevolgen voor het nationale ruimtelijk beleid. Lees meer over de waterwet.

Kaderrichtlijn Water
Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Sinds eind 2000 is daarom de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze moet er voor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Met de KWR zijn dus de waterkwaliteitsnormen wettelijk vastgelegd. Sinds 2003 zijn nationale wetten, zoals de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer, aangepast aan de KRW. Ook wordt de KRW opgenomen in de AMvB-doelstellingen via de voorgenomen herziening van het ‘Besluit kwaliteitseisen en monitoring water’. Na dit traject is de kaderrichtlijn juridisch in Nederland geïmplementeerd. Lees meer over de Kaderrichtlijn Water en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water.

Waterveiligheid 21-ste eeuw (WV21)

Een aantal jaren geleden is de vraag gesteld of het huidige, vooral preventieve beschermingsbeleid tegen overstromingen en de Wet op de Waterkering nog adequaat zijn. Om hier antwoord op te krijgen, startte het ministerie van Verkeer en Waterstaat in 2005 de verkenning Waterveiligheid 21e eeuw (WV21). Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een beleidsnota over waterveiligheid, waarvan een groot deel in het Nationaal Waterplan terecht is gekomen. Het beleid kent twee hoofdthema’s: nieuwe veiligheidsnormen en een verbreding van het beleid tot ‘meerlaagse veiligheid’

  • Nieuwe normen: Sinds de eerste deltacommissie zijn de veiligheidsnormen om overstromingen te voorkomen, niet gewijzigd. In die tijd is de bevolking van 10 naar 16 miljoen gegroeid. Bovendien is er ook zoiets als de klimaatsverandering bij gekomen. De nieuwe normen moeten hierop inspelen.
  • Verbreding: Het beleid was vooral gericht op preventie. Dan gaat het bijvoorbeeld over stevigere waterkeringen en het programma Ruimte voor de rivier. Maar dat geeft geen oneindige veiligheid. Er kan altijd iets misgaan en daar speelt het nieuwe beleid op in door het begrip ‘meerlaagse veiligheid’ te introduceren. Dit bevat drie lagen:
    - Laag 1: het huidige beleid, wat vooral gericht is op preventie tegen overstromingen.
    - Laag 2: een duurzame ruimtelijke inrichting. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de veiligheid van gebieden achter de dijken en buitendijkse gebieden. Uiteindelijk zou dit tot andere locatiekeuzes kunnen leiden.
    - Laag 3: crisismanagement. Het doel van deze laag is om goed voorbereid te zijn als er een overstroming plaatsvindt. Denk aan evacuatieplannen, waarschuwingssystemen en rampoefeningen.