Vergunningprocedure

Vergunningen procedure

Een watervergunning krijg je niet zomaar, hiervoor moet de initiatiefnemer een aanvraag opstellen en indienen. Een vergunningprocedure kent in principe de volgende stappen:

  • Vooroverleg (is niet verplicht maar wel aan te bevelen, al is het maar telefonisch). De vergunningaanvrager geeft aan welke activiteiten hij/zij wil uitvoeren. De waterbeheerder geeft aan de hand van de informatie aan met welke aspecten de aanvrager rekening dient te houden.
  • Indienen vergunningaanvraag. De procedure start op het moment dat de aanvraag door de waterbeheerder is ontvangen en geregistreerd.
  • Opstellen en ter inzage leggen van het definitieve besluit (de vergunning). De watervergunning wordt opgesteld. Hierin zijn de eventueel ingediende zienswijzen verwerkt. De watervergunning en bijbehorende documenten worden ter inzage gelegd en vindt publicatie plaatst. Belanghebbenden die op de ontwerpvergunning een zienswijze hebben ingediend en het niet eens zijn het genomen besluit hierop, hebben vervolgens de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien sprake is van een aanvraag voor een lozing wordt de uitgebreide procedure gebruikt. Daarbij wordt tussen het indienen van de aanvraag en de definitieve beschikking een tussenfase met een ontwerpbesluit dat open staat voor inspraak, ingelast

  • Opstellen en ter inzage leggen van het ontwerpbesluit (de ontwerpvergunning). Voordat een watervergunning wordt afgegeven, stelt de waterbeheerder eerst een ontwerpvergunning op. De ontwerpvergunning en bijbehorende documenten (zoals de aanvraag) worden ter inzage gelegd op een aantal locaties. Door middel van een publicatie in de Staatscourant en/of huis-aan-huisbladen worden belanghebbenden op de hoogte gebracht dat er een ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd met mogelijke gevolgen voor belanghebbenden. Belanghebbenden die het niet eens zijn met de beslissing van de waterbeheerder kunnen een zogeheten zienswijze indienen bij de waterbeheerder.

De vergunningverlener beoordeeld in eerste instantie de vergunningaanvraag op volledigheid. Daarna toetst de vergunningverlener op alle doelstellingen van de Waterwet (het integrale afwegingskader) en houdt daarbij de onderlinge samenhang scherp in de gaten. Het integrale afwegingskader bestaat uit de volgende onderdelen:

  • kwaliteit
  • kwantiteit
  • hoogwaterbescherming
  • infrastructureel beheer
  • functievervulling

Coördinatie

In de Waterwet, Wm/Wabo zijn coördinatiebepalingen opgenomen. Dit zijn artikel 6.27 van de Waterwet, hoofdstuk 4.1 Wm (Wet Milieubeheer), hoofdstuk 3.5 Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De coördinatiebepaling zorgt voor afstemming van vergunningprocedures als er zowel een milieuvergunning als een watervergunning nodig is. Deze afstemmingsverplichting geldt echter alleen voor de zogenoemde IPPC-bedrijven (ofwel GBPV-bedrijven). In dat geval moet er naast de afstemming van vergunningprocedures ook een inhoudelijke afstemming plaatsvinden. De aanvragen voor de watervergunning en de Wm/Wabo-vergunning moeten binnen 6 weken na elkaar zijn ingediend. Zo niet, dan kunnen de aanvragen niet in behandeling worden genomen.