Zuiveringsheffing en Verontreinigingsheffing

Voor directe lozingen in oppervlaktewater dient verontreinigingheffing betaald te worden. Voor directe lozingen op rijkswateren wordt verontreinigingsheffing opgelegd door het Bureau verontreinigingsheffing rijkswateren.

Voor wateren die in het beheer zijn bij andere waterkwaliteitsbeheerders wordt heffing opgelegd door het betreffende waterschap. Voor indirecte lozingen, de lozingen op de (gemeentelijke) riolering, is de zuiveringsheffing ingesteld bij de Wet modernisering waterschapsbestel van 21 mei 2007 (Staatsblad 2007, 208) en wordt er geheven sinds 1 januari 2009. Met de zuiveringsheffing worden de kosten voor het zuiveren van afvalwater in afvalwater zuiveringsinstallaties van de waterschappen gedekt.

Met de verontreinigingsheffing wordt het beheer van de waterkwaliteit in het watersysteem gefinancierd dat niet is ondergebracht bij het zuiveringsbeheer. Denk daarbij aan het reguleren van lozingen op oppervlaktewateren en maatregelen om de nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen of te compenseren.

Hoofstuk 7, paragraaf 2, van  de Waterwet gaat over de verontreinigingsheffing. In het handboek heffingen is een toelichting gegeven op de heffingsystematiek. Het handboek is een naslagwerk voor iedereen die zich met de heffing bezighoudt. Dit betreffen de heffingplichtigen en waterkwaliteitsbeheerders.

Verandering Waterwet

Vanaf 1 juli 2014 is de heffing op zware metalen en zouten, die direct op oppervlaktewater geloosd worden, komen te vervallen. Daar tegenover stond voor de verontreinigingsheffing rijkswateren een tariefsverhoging die op 1 januari 2015 in ingegaan. Voor rijkswateren geldt dat de CZV ook bepaald mag worden met de zogenoemde 'cuvettentest' (NEN-ISO 15705).

Voor indirecte lozingen op de riolering en de rwzi blijft de heffing voor zware metalen en zouten wel bestaan.

De handboeken zijn op bovengenoemde punten nog niet aangepast.


Meer informatie

Mail bureau verontreinigingsheffing
cdr-bvr@rws.nl
Telefoon 088- 7970052