Indieningsvereisten en Volledigheidstoets
Deze checklist is een hulpmiddel om te bepalen of er wettelijk geëiste informatie ontbreekt bij een ingediende aanvraag voor een vergunning of maatwerk. De zogeheten "indieningsvereisten" zijn afhankelijk van de activiteit en lozingsroute. Bij de lozingsroute gaat het om de mogelijkheden:
- direct op oppervlaktewater of de bodem of zuiveringstechnisch werk
- of indirect via het riool naar een zuiveringstechnisch werk
Naast de Rijksregels bestaan er ook lokale regels (bijvoorbeeld bestemmingsplan, APV of Keur). Voor sommige lozingen kan ook hierin staan dat een lozer bij een aanvraag informatie moet aanleveren. Lokale regels staan niet in deze checklist.
Code |
Onderdeel vergunningaanvraag en/of melding metVindplaats van de eis |
---|---|
Algemene informatie bij een aanvraag voor een vergunning en/of melding van een activiteitVoor directe lozing op oppervlaktewater, zuiveringstechnisch werk en/of bodem of lozing op het riool. |
|
1 |
Formulier via elektronische weg mét gebruik van Omgevingsloket Online (OLO) of Activiteitenbesluit Internet Module (AIM). Vindplaats: Artikel 6.18, lid 2 van de Waterregeling (Wr) en Artikel 1.2 van de Ministeriële Regeling Omgevingsrecht (Mor) Het doel is de eenduidige indieningsvorm. In het OLO staan alle wettelijke indieningsvereisten voor lozingsvergunningen. Voor een melding of een verzoek om maatwerk voor het Activiteitenbesluit staan deze in de AIM. Voor de andere Algemene maatregelen van bestuur staan deze weer in het OLO. |
2 |
Formulier via elektronische weg buiten OLO. Vindplaats: Artikel 6.18, lid 1 Wr Ook hier is het doel de eenduidige indieningsvorm. Per e-mail mag, maar wel met het vastgestelde aanvraagformulier. Deze staat in het OLO. |
3 |
Eisen aan de bestandsformats van de aanvraag via elektronische weg. Vindplaats: Artikel 6.20 Wr en Artikel 1.4 Mor Het doel hiervan is de leesbaarheid van toegestuurde documenten waarborgen. |
4 |
Algemene bepalingen over een aanvraag. Een aanvraag bevat in ieder geval:
Vindplaats: Artikel 4:2, lid 1 onder b en c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Bepalen waarvoor men de vergunning aanvraagt en vaststellen van de rechtsgeldigheid. In het Handboek Water staat meer algemene informatie over de aanvraag voor een Watervergunning. |
5 |
Adres en nummer van de Kamer van Koophandel van de inrichting. Vindplaats: Artikel 1.10 lid 3 onder a van het Activiteitenbesluit (Ab) De inschrijving in de kamer van Koophandel bevestigd aan het bevoegd gezag dat er sprake is van een inrichting met bevoegde rechtspersonen. Deze moeten gemandateerd zijn namens de drijver. Dit is specifiek geregeld voor meldingen voor het Activiteitenbesluit. |
6 |
NAW-gegevens van de aanvrager. Vindplaats:
Dit is van belang voor de tenaamstelling van de vergunning. De aanvrager is vaak ook de vergunninghouder, tenzij men dit anders aangeeft. Zie ook punt 7 en 8. |
7 |
NAW-gegevens van een eventuele uitvoerende partij. Vindplaats: Artikel 6.19, f Wr en Artikel 1.3, lid 1 e Mor De vergunninghouder mag iemand inschakelen die het werk voor hem doet. Als dat het geval is zijn de NAW-gegevens van deze partij nodig. |
8 |
NAW-gegevens van een eventuele gemachtigde. Vindplaats: Artikel 6.19, g Wr en Artikel 1.3, lid 1 d Mor Iemand kan de aanvraag 'namens' een lozer indienen. Deze persoon is dan de aanvrager die optreedt namens vergunninghouder. Bij de aanvraag moet een machtiging als bewijs dat deze (rechts)persoon dit ook mag doen. |
9 |
Aanduiding van de locatie van de activiteit door:
Vindplaats:
De locatie van de activiteit is nodig om het gevolg van de activiteit op de directe omgeving te kunnen inschatten. Het lozingspunt is ook nodig voor de bepaling van de bezwaarlijkheid van de lozing. De schaal is standaard 1:10.000, tenzij anders afgesproken met bevoegd gezag. |
10 |
Omschrijving van de bedrijfsactiviteiten. Vindplaats: Art 6.21, d Wr, Art 6.19, c Wr en Artikel 1.10 d Ab |
11 |
Beschrijving van de aard en de omvang van de gevolgen van de activiteit voor zover relevant voor de beoordeling van de aanvraag. Vindplaats: Artikel 6.19, d Wr |
12 |
Periode waarvoor men de vergunning aanvraagt: Vindplaats: Artikel 6.19, e Wr, Artikel 1.5 Mor en Artikel 1.10a, lid 3 onder c Ab Wanneer de activiteiten tijdelijk zijn, krijgt de aanvrager een vergunning voor beperkte termijn. In de omgevingsvergunning kan staan dat de vergunning geldt voor een bepaalde termijn (Artikel 2.23 Wabo). Dit kan voor de hele vergunning gelden of voor een deel daarvan. In het Besluit omgevingsrecht paragraaf 5.4 staan situaties waarin de vergunningverlener een bepaalde termijn móét opnemen in de omgevingsvergunning. |
13 |
Niet technische samenvatting van alle voorgaande punten. Vindplaats: Artikel 6.21, l Wr en Artikel 4.15 k Mor |
Beschrijving van informatie die nodig is om een goede omschrijving van de aard en omvang, de reden en het doel van de activiteit te krijgen |
|
14.1 |
Omschrijving van de aard en omvang, de reden en het doel van de activiteit. Vindplaats:
Om vergunning te krijgen of om werkzaamheden te mogen verrichten moet de activiteit een specifiek doel hebben. Het bevoegd gezag verleend geen vergunning voor het doen van 'iets'. Dit is ook nodig om de juridische grondslag en de procedure te kunnen bepalen. |
14.2 |
Tijdstip (datum) van in werking stellen van de inrichting of doorvoeren wijziging van de situatie. Vindplaats: Artikel 1.10, lid 3 onder c Ab en Artikel 1.10, lid 3 onder b Blbi Anders dan de periode waarvoor men vergunning aanvraagt. Bij dit tijdstip gaat het vaak om de start van een project. Ook kan het gaan om een tijdelijk ad-hoc werk binnen een project. |
14.3 |
Vindplaats: Artikel 1.10, lid 2 Ab, Artikel 1.10a, lid 2 Ab en Artikel 1.10, lid 2 Blbi Bij verandering van de inrichting hoeft men alleen te melden als verandering gevolgen heeft op eerder gemelde gegevens. |
Informatie over lozingen bij vaste objecten |
|
14.4 |
Werkplan voor sloop- of renovatiewerkzaamheden. Vindplaats: Artikel 1.13a Ab en Artikel 1.18 Blbi Het gaat hier om de maatregelen die men neemt om lozingen bij sloop-, renovatiewerkzaamheden en/of nieuwbouw van vaste objecten te voorkomen. |
14.5 |
Gegevens over de toe te passen technieken, stoffen en conserveringsmiddelen. Vindplaats: Artikel 1.17, a Blbi |
14.6 |
De hoeveelheid toe te passen ontvetters. Vindplaats: Artikel 1.17, b Blbi |
Informatie over lozingen van huishoudelijk afvalwater |
|
14.7 |
Aantal inwonerequivalenten. Vindplaats: Artikel 1.14, a Ab en Artikel 1.16, a Blbi |
14.8 |
Wijze van behandeling van het afvalwater Vindplaats: Artikel 1.14, b Ab en Artikel 1.16, b Blbi Zonder een zuiveringstechnische voorziening mag men het afvalwater niet in oppervlaktewater lozen. De vergunningverlener toetst of de aangevraagde voorziening geschikt is. |
14.9 |
Gegevens waaruit blijkt wat de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringstechnisch werk is. Vindplaats: Artikel 13, lid 2 c Blah De vergunningverlener toetst of de afstand tussen de riolering en het punt van ontstaan van het afvalwater voldoet aan de regels. |
14.10 |
Gegevens over de zuiveringsvoorziening die het huishoudelijk afvalwater passeert. Vindplaats: Artikel 13, lid 2 d Blah De zuiveringsvoorziening die het afvalwater passeert, moet daarvoor geschikt zijn. De vergunningverlener toetst of de getroffen voorziening voldoende is. |
Informatie over lozingen bij oprichten van een zuiveringstechnisch werk |
|
14.11 |
De ontwerpcapaciteit, uitgedrukt in inwonerequivalenten en de toename van de ontwerpcapaciteit tussen 1 september 1992 en het tijdstip van de melding. Vindplaats: Art 1.17a onder a Ab |
14.12 |
Het gemiddelde lozingsdebiet in kubieke meter per dag. Vindplaats: Artikel 1.17a onder b Ab |
14.13 |
De maximale hydraulische aanvoer in kubieke meter per uur. Vindplaats: Artikel 1.17a onder c Ab |
14.14 |
De te verwachten concentraties biochemisch zuurstofverbruik, chemisch zuurstofverbruik, onopgeloste stoffen, totaal fosfor en totaal stikstof in het te lozen afvalwater in milligram per liter. Vindplaats: Artikel 1.17a onder d Ab |
14.15 |
De resultaten van een immissietoets van de concentraties totaal fosfor en totaal stikstof. In artikel 5.4, tweede lid, van het Besluit Omgevingsrecht staat dat deze toets moet volgens het BBT-informatiedocument dat daar bij hoort. Vindplaats: Artikel 1.17a onder e Ab |
14.16 |
De te verwerken afvalstoffen die per as die van buiten de inrichting komen. Daarbij hoort ook de toe te passen best beschikbare verwerkingstechnieken en het acceptatie- en verwerkingsbeleid. Vindplaats: Artikel 1.17a onder f Ab |
Informatie over lozingen bij landbouwhuisdieren |
|
14.17 |
Gegevens voor inrichtingen waarin landbouwhuisdieren worden gehouden. Vindplaats: Artikel 1.18 Ab Als men in de inrichting landbouwhuisdieren houdt in dierenverblijven met meer dan:
|
Informatie over lozingen bij biologische teelt |
|
14.18 |
Gegevens waaruit blijkt dat sprake is van biologische teelt. Vindplaats: Artikel 1.20 Ab Dit is bedoeld voor lozingen die staan in artikelen 3.60, 3.61, 3.76, 3.77, 3.80, 3.83 en 3.105 van het Activiteitenbesluit. |
Informatie over de spreiding van de lozing bij > 5000 i.e. |
|
14.19 |
Inzicht in de spreiding van de lozing over het jaar. Vindplaats: Artikel 1.21 Ab Dit is van toepassing als de inrichting zuurstofbindende stoffen loost in het vuilwaterriool. Het gaat dan om een jaargemiddelde vervuilingswaarde van 5.000 inwonerequivalenten of meer. |
Informatie over lozingen bij baggerwerkzaamheden |
|
14.20 |
Kwaliteitsgegevens van de te ontgraven bagger of waterbodem. Vindplaats: Artikel 1.19, a Blbi |
14.21 |
Werkplan bij interventiewaarde overschrijding. Vindplaats: Artikel 1.19, b Blbi Het doel hiervan is om inzichtelijk te maken wat de uitvoerder doet om het verspreiden van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater en de waterbodem te voorkomen. |
Bijzondere informatie voor de aanvraag vergunning voor directe lozing op oppervlakte water en/of bodem of indirecte lozing op riool en/of zuivering technisch werk |
|
15 |
Beschrijving van de gebruikte hulp- en grondstoffen, tussen- en eindproducten. Vindplaats: Art 6.21, g Wr |
16 |
Processchema en beschrijving installaties die een lozing (emissie) tot gevolg kunnen hebben. Vindplaats: Artikel 6.21, e Wr, Artikel 4.15, c Mor en Artikel 12, lid 1 onder c RIE Beschrijven van de processen met vermelding waar water vrijkomt dat men loost. Zo kan de vergunningverlener bekijken of de lozing écht nodig is. In overleg met de lozer beoordeeld de vergunningverlener of en welke alternatieven er zijn. |
17 |
Beschrijving van de maatregelen en voorzieningen om de lozing te voorkomen of te beperken. Bijvoorbeeld door hergebruik, terugwinnen of nuttig toepassen (toelichtende tekening). Vindplaats: Artikel 6.21, h Wr, Artikel 4.15, d Mor en Artikel 12, lid 1 onder h van de RIE. Toetsen aan de voorkeursvolgorde en bepalen Best Beschikbare Technieken (BBT). |
18 |
Beschrijving van ongewone voorvallen. De aanvrager doet een opgave van de verwachte emissies + beperkende maatregelen. Het gaat dan om storingen, gepland onderhoud en dergelijke die kunnen leiden tot extra of andere afvalwaterstromen. Dit is inclusief beschrijving van de aard, omvang en gevolgen. Vindplaats: Artikel 6.21, i Wr, Artikel 4.2 en 4.15 onder e van de Mor Vaststellen van het lozingspatroon. Bij afwijkende bedrijfsvoering nodig voor het nemen van beslissingen over het omgaan met:
|
19 |
Beschrijving meting, controle, registratie en wijze van rapporteren van de lozing. Vindplaats: Art 6.21, j Wr, Artikel 4.15, i Mor en Artikel 12, lid 1 onder j van de RIE. Gelijkwaardigheid, representativiteit en controleerbaarheid waarborgen van de manieren van meten, bemonsteren en analyseren. Voor IPPC-bedrijven heeft de Europese commissie een referentie-document opgesteld die de vergunningverlener kan gebruiken. |
20 |
Toekomstige ontwikkelingen die van belang zijn. Vindplaats: Artikel 6.21, k Wr en Artikel 4.15, j Mor Als de aanvrager plannen heeft om in de toekomst de bedrijfsvoering te veranderen, dan moet hij dat in zijn aanvraag aangeven. De vergunningverlener toetst of deze van invloed zijn en besluiten of deze meewegen of niet. |
21 |
Beschrijving van de aard en omvang van de lozing/emissies (samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid, effecten en herkomst van stoffen). Vindplaats: Artikel 6.21, b Wr, Artikel 4.15, a Mor en Artikel 12, lid 1 onder f van de RIE Deze gegevens vormen de basis voor het uitvoeren van de ABM en de emissie-/immissietoets. De aanvrager voert deze zelf uit. De vergunningverlener controleert de resultaten en beoordeeld of hij de lozing kan toestaan. Ook controleert de vergunningverlener of ZZS aanwezig zijn en of de aanvrager Best Beschikbare Technieken (BBT) toepast. |
22 |
Opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. Vindplaats: Artikel 1.3, lid 3 Mor Deze opgave kan nodig zijn voor de berekening van leges of voor het bepalen of de Wet Bibob van toepassing is. |
Bijzondere informatie voor de aanvraag vergunning voor directe lozing op oppervlaktewater of indirecte lozing zuiveringstechnisch werk |
|
23 |
Omschrijving van de lozing. Vindplaats: Artikel 6.21, a Wr Specifieke aanvraag informatie:
Op basis van deze gegevens toetst de vergunningverlener of de lozing zoals aangevraagd, geschikt is voor lozing. Mogelijk heeft een andere lozingsroute de voorkeur. |
24 |
Omschrijving van maatregelen en voorzieningen. Vindplaats: Art 6.21, c Wr Welke maatregelen of voorzieningen men treft om de lozing te beperken of te zuiveringen |
25 |
Rioleringstekening + technische beschrijving en lozingspunten. Vindplaats: Art 6.21, f Wr en Artikel 4.15, b Mor Identificeren van foute aansluitingen, beoordelen of afvoer-capaciteit voldoende is en of monstername mogelijk is. |
Bijzondere informatie voor de aanvraag vergunning voor directe lozing op of in de bodem |
|
26 |
Opgave van de aard, omvang, samenstelling en herkomst van de afvalstoffen. Vindplaats: Artikel 4.8 Mor |
Bijzondere informatie voor de aanvraag vergunning voor indirecte lozing op riool |
|
27 |
Beschrijving van de maatregelen ter voorkoming van lozing op riool bij beëindiging activiteiten. Vindplaats: Artikel 4.15, f Mor Als een bedrijf (gedeeltelijk) stopt, blijven er vaak stoffen over (bijvoorbeeld werkvoorraad). De drijver van de inrichting moet verklaren aan het bevoegd gezag hoe hij toeziet dat deze stoffen niet op de riolering terecht komen. |
28 |
Beschrijving van de gevolgen voor de doelmatige werking van het zuivering technische werk dat het afvalwater ontvangt. Dit is inclusief de eigen zuivering. In dat geval moet men ook de BZV/N-tot verhouding weergeven. Vindplaats: Artikel 4.15, g Mor Inzicht krijgen in samenstelling en bijbehorend debiet van het afvalwater. Zo kan de vergunningverlener beoordelen of de lozing de werking van het zuiveringstechnische werk (RWZI) niet belemmert. Veel beheerders van het zuiveringstechnische werk hebben beleid voor deze lozingen afgestemd op de lokale capaciteiten. Overleg is vereist. |
29 |
Beschrijving van de belasting op de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam. Dit is inclusief een overzicht van de nadelige effecten op aquatisch milieu. Vindplaats: Artikel 4.15, h Mor Het gaat niet alleen om de bescherming van het oppervlaktewater. Ook de bescherming van de drinkwaterkwaliteit is een belangrijk punt. |
Bijzondere informatie voor de aanvraag van maatwerk voor directe lozing op oppervlakte water en/of bodem of indirecte lozing op riool en/of zuivering technisch werk |
|
30 |
Aanvulling op een bestaande regel die specifiek voor een individuele activiteit geldt. Vindplaats: afhankelijk van de activiteitHet bevoegd gezag moet een maatwerkbesluit nemen met een goede onderbouwing (3.7 Awb). Het moet onderzoek verrichten (artikel 3.2 Awb) naar de gevolgen van het maatwerk. Om dit te kunnen heeft het bevoegd gezag informatie nodig. Bij de onderbouwing van het besluit kijkt het bevoegde gezag naar:
|
31 |
Maatwerk mogelijk op verzoek in geval van moeilijk te scheiden afvalwaterstromen. Vindplaats: Artikel 2.3. Blbi en Artikel 2.2. a Ab |
32 |
Aanleveren van gegevens benodigd voor maatwerk. Vindplaats: Artikel 1.15 Ab Maatwerkvereisten over stoffen en preparaten. |
Bijzondere informatie bij aanvragen specifiek voor bedrijven die vallen onder Richtlijn Industriële Emissies (IPPC)Ook voor directe lozing op oppervlaktewater, zuiveringstechnisch werk en/of bodem of indirecte lozing op riool. |
|
33.1 |
Beschrijving van de installatie en de daaraan verbonden activiteiten. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder a RIE |
33.2 |
Beschrijving van de grondstoffen, hulpmaterialen en andere stoffen die in de installatie worden gebruikt of die de installatie genereert. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder b RIE |
33.3 |
Beschrijving van de toestand van het terrein waarop de installatie staat. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder d |
33.4 |
Een situatierapport waarin de nul-situatie staat (als van toepassing) op het gebied van bodem- en grondwaterverontreiniging. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder e, jo artikel 22, lid 2 RIE |
33.5 |
Beschrijving van de beoogde technologie ter voorkoming en vermindering van de emissies. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder g RIE |
33.6 |
Beschrijving van de maatregelen om te voldoen aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen uit artikel 11. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder i, jo artikel 11 RIE |
33.7 |
Beschrijving van de onderzochte alternatieven voor de voorgestelde technologie, technieken en maatregelen. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 onder k RIE |
33.8 |
Niet technische samenvatting van de genoemde elementen. Vindplaats: Artikel 12, lid 1 RIE |
33.9 |
Het 'Rapport Milieu effect beoordeling (85/337/EEG)' of 'rapport BRZO (96/82/EG)' kan de aanvrager toevoegen. Dit is ter voldoening aan één van vereisten van lid 1 (als van toepassing). Vindplaats: Artikel 12, lid 2 RIE |
Bijzondere informatie bij aanvragen specifiek voor het gebied waar de activiteit gepland isOok voor directe lozing op oppervlaktewater, zuiveringstechnisch werk en/of bodem of indirecte lozing op riool. |
|
34 |
Informatie gevraagd door lokale overheden op basis van lokaal beleid of een lokale verordening. Vindplaats: Decentrale wetgeving Lokale overheden kunnen in hun eigen beleid en/of verordeningen bijzondere informatie eisen voor specifieke activiteiten. |