Verondiepen van plassen

In het kader van gebiedsontwikkeling worden (diepe) plassen soms verondiept. Deze plassen zijn vaak ontstaan door de winning van zand, grind of klei. Ze zijn daardoor diep en hebben steile taluds. Om deze plassen een natuur- of recreatieve functie te geven en om de veiligheid voor de gebruikers te verbeteren worden deze plassen opnieuw ingericht. Voor het verontdiepen wordt grond of baggerspecie gebruikt.

Voor het toepassen van grond en baggerspecie is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) relevant, waarin het verbod van artikel. 6.2, lid 1 Waterwet (het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam) niet van toepassing is verklaard op de toepassingen die binnen het Bbk vallen.

Besluit bodemkwaliteit

Om grond en baggerspecie te mogen toepassen op grond van het Besluit bodemkwaliteit bij het herinrichten van een diepe plas zijn er drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden:

  1. De toepassing moet functioneel zijn (artikel 5 Bbk). Een toepassing is alleen functioneel indien aan de volgende criteria is voldaan:
    a. bij het toepassen van afvalstoffen moet er sprake zijn van nuttige toepassing zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
    b. er mag niet meer materiaal worden toegepast dan volgens gangbare maatstaven nodig is voor het functioneren van de toepassing;
    c. de toepassing moet volgens gangbare maatstaven nodig zijn op de plaats waar deze plaatsvindt of onder de omstandigheden waarin deze plaatsvindt.
  2. Het moet gaan om een toepassing die in artikel 35 van het Bbk is genoemd. Bij het brengen van grond of baggerspecie in diepe plassen kan het bijvoorbeeld gaan om één van de volgende toepassingen:
    a. ophogingen in waterbouwkundige constructies en verondiepen en dempen van een oppervlaktewaterlichaam met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van artikel 4 van de Kaderrichtlijn water, de bevordering van de natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart (artikel 35, onder d, van het Bbk);
    b. aanvullingen, waaronder mede wordt verstaan de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel (artikel 35, onder e, van het Bbk).
  3. De grond en baggerspecie moet voldoen aan de kwaliteitseisen van het Bbk. Er zijn drie toetsingskaders mogelijk:
    a. Het generieke toetsingskader voor algemene toepassingen;
    b. Het gebiedsspecifieke toetsingskader voor de algemene toepassing;
    c. Het toetsingskader voor grootschalige toepassingen.

Ook moet worden voldaan aan de zorgplichtbepaling van artikel 7 van het Bbk. Aan de hand van het aanvullend milieuhygiënisch toetsingskader, dat geldt voor toepassingen van meer dan 5000 m3 grond of baggerspecie afkomstig van buiten de diepe plas, kan worden beoordeeld of aan de zorgplicht wordt voldaan. Het aanvullend milieuhygiënisch toetsingskader (generiek) is opgenomen in de Handreiking.

Het bevoegd gezag kan (o.g.v. artikel 45 Bbk) gebiedsspecifiek beleid vastleggen in een nota bodembeheer. Hierin kunnen aanvullende milieuhygiënische eisen aan nutriënten, contaminanten en bodemvreemd materiaal worden gesteld.

Melding of vergunning

Op grond van artikel 42 Bbk dient de melding van de voorgenomen toepassing ten minste vijf werkdagen voor de toepassing worden gedaan. Echter voor toepassingen van grond en baggerspecie in diepe plassen zijn vijf werkdagen te kort voor het bevoegde gezag om een melding te beoordelen, daarom wordt aangeraden de melding met bijbehorend inrichtingsplan uiterlijk vier weken voor aanvang van de beoogde toepassing in te dienen bij het bevoegd gezag.

Mogelijk heeft u een watervergunning nodig voor het gebruik van een rijkswaterstaatswerk (artikel 6.5, onder c Waterwet,art. 6.12 Waterbesluit), of een ontheffing in het kader van de Keur van het waterschap voor het verondiepen.

Inrichtingsplan

In het inrichtingsplan staat wat het doel (nut en functionaliteit) van de herinrichting is, in welke (ruimtelijke) plannen dit onderbouwd wordt en hoe dit doel bereikt gaat worden. Ook is aangegeven hoe aan de eisen uit het Bbk, de circulaire en de handreiking wordt voldaan. Tot slot wordt vermeld hoe eventuele monitoring en het beheer van de plas na afronding gaat plaatsvinden. Het inrichtingsplan wordt ingediend door de initiatiefnemer, als onderdeel van de Bbk-melding.

Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen

De handreiking voor het herinrichten van diepe plassen (pdf, 1.2 MB) geeft stapsgewijs antwoord op de vraag hoe we in Nederland zorgvuldig om willen gaan met het herinrichten van diepe plassen en het gebruik van grond en bagger daarvoor. De handreiking geldt voor nieuwe initiatieven. Voor plassen waar al aangevangen is met toepassen van grond en baggerspecie, bespreken initiatiefnemers samen met de verantwoordelijke overheid, veelal de waterbeheerder, de huidige locatiespecifieke werkwijze. Kennis uit de handreiking biedt hiervoor een goede basis.

Andere vergunningen of wetten:

  • Omgevingsvergunning voor de aanleg van een activiteit (o.g.v. bestemmingsplan).
    Zie het omgevingsloket online
  • De Wet Natuurbescherming beschermt aangewezen Natura 2000-gebieden en planten- en diersoorten die vrij in het wild leven. Wanneer de plas in een Natura 2000-gebied ligt of gevolgen kan hebben voor zo'n gebied of wanneer een beschermde plant- en/of diersoort geraakt wordt door de verondieping kan een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig zijn. De provincie is bevoegd gezag.

Jurisprudentie

Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, Nr. 201003447/1/M1, 23 maart 2011

In deze zaak wordt ingegaan op de lokale maximale waarden, bodembeheergebied en artikel 52 Bbk. Uit de zaak blijkt dat het bevoegd gezag niet in strijd met art. 52 Bbk heeft gehandeld door te bepalen dat de lokale maximale waarden gelden voor het opvullen van de aangewezen zandwinplassen met baggerslib en grond uit het beheergebied.