De berekende kansen per doorsnede in RisKeer v. 18.1. zijn anders dan de kans per vak, hoe komt dit?

Wij hebben een vraag over de resultaten van de rekenresultaten STBI van de nieuwe RisKeer v. 18.1.
De berekende faalkansen per doorsnede zijn anders dan de overstromingskans per vak. Kan de Helpdesk dit toelichten?

Bij het assembleren tot een kans voor een toetsspoor, wordt er binnen ieder toetsspoor vanuit gegaan dat de kansen per vak berekend zijn (en niet per doorsnede). De aanname dat de berekende kans per doorsnede overeenkomt met de overstromingskans van het vak waar die doorsnede van uitmaakt is voor de meeste toetssporen ook te verdedigen. Bij de toetssporen piping en macrostabiliteit binnenwaarts echter wordt het lengte-effect binnen een vak dermate groot indien vakken groter worden (> 300 meter) dat een vertaling van de kans per doorsnede naar een kans per vak moet worden uitgevoerd. Dit wordt gedaan door de berekende kans per doorsnede te vermenigvuldigen met het vakspecifieke lengte-effect (Nvak = a*Lvak/b). Deze vakspecifieke lengte-effecten zijn in het scherm behorende bij "Vakindeling" weergegeven. Deze aanpassinge van de rekenmethode voor assembleren is beschreven in "Voorstel tot aanpassing rekenmethode assemblage, F. Diermanse, Deltares memo 11200574-001-GEO-0013, 8 september 2017" (opvraagbaar in  en destijds niet verwerkt in de assemblagetool (Excel). Zoals aangegeven in de release notes van Riskeer 18.1.1 is dit wel onderdeel van de assemblagetool in Riskeer. Dit verklaart het geobserveerde verschil.

[1812765]