Betreft een vervangende waterkering conform NEN3651 een compenserende voorziening als bedoeld in stap E.2.3?

In stap E.2.3 van de eenvoudige toets van leidingen (hoofdstuk 25.4.1) dienen compenserende voorzieningen bij een leiding te worden beoordeeld. Wordt onder een compenserende voorziening de vervangende waterkering verstaan, die conform de Pijpleidingcode 1972 of NEN3650 is aangebracht?

Wanneer de vervangende waterkering bestaat uit een onverankerde stalen damwand die volgens de Pijpleidingcode 1972 of latere NEN3650-serie is ontworpen, dan kan deze niet zondermeer als compenserende voorziening worden aangemerkt. De stalen onverankerde damwand die als vervangende waterkering volgens de Pijpleidingcode 1972 of latere NEN3650-serie is aangebracht, betreft een soort van erosiescherm wat moet voorkomen dat als gevolg van een falende leiding de dijk weg erodeert. Een dergelijke vervangende waterkering, kan de waterkerende functie van de waterkering niet overnemen.

Wanneer de vervangende watekering een kistdamconstructie betreft, ontworpen volgens de Pijpleidingcode 1972 of latere NEN3650-serie, dan dient deze bij een leidingincident de waterkering wel te kunnen vervangen. Deze kan dan als een compenserende voorziening worden beschouwd.

Indien de vervangende waterkering aangebracht bij de leiding ontworpen is ale een waterkerend kunstwerk conform de daarvoor geldende richtlijnen, dan kan de vervangende waterkering wel als een compenserende voorziening worden gezien.