Hoe wordt de karakteristieke waarde van de hoek van inwendige wrijving (phi) bepaalt?

Binnen het WBI wordt uitgegaan van niet-associatief grondgedrag. De dilatantiehoek psi staat daarbij in het WBI default op nul, omdat
wordt uitgegaan van de critical state, wat er in resulteert dat de schuifsterkte tau langs het schuifvlak wordt bepaald op basis van
sinus(phi) (en de effectieve spanning). In lijn met de vroegere werkwijze en de Eurocode om de karakteristieke waarde van de hoek van inwendige
wrijving te bepalen op basis van tangens(phi) is er wat voor te zeggen om de karakteristieke waarde nu in het WBI te bepalen op
basis van sinus(phi). In het WBI (RisKeer) is dat echter niet op die manier geïmplementeerd, maar wordt de karakteristieke waarde van de hoek
van inwendige wrijving rechtstreeks bepaald op basis van phi. Dat is een keuze waarover je van mening kan verschillen. Praktisch gezien is de
invloed echter niet groot, doordat de verschillende bewerkingen tot vrijwel dezelfde uitkomst leiden, mede omdat de variatiecoëfficiënt van de hoek
van inwendige wrijving relatief klein is. Daarnaast zijn de gedraineerde grondlagen met een hoek van inwendige wrijving vaak niet bepalend bij de
beoordeling van macrostabiliteit, maar de ongedraineerde grondlagen. Dat was althans het geval bij de probabilistische berekeningen voor de
kalibratie van de partiele veiligheidsfactoren voor het WBI. Bij de beoordeling in de praktijk kunnen er uiteraard situaties zijn waar dit laatste anders
uitpakt.

[1810424]