Hoe dient binnen het WBI2017 omgegaan te worden met lokale glijvlakken?

Een berekend schuifvlak moet een schuifvlak zijn dat tot functieverlies van de waterkering leidt. Dit is alleen het geval als het intredepunt van het
schuifvlak in de kruin van de waterkering of de bovenste helft van het binnentalud ligt. De gebruiker moet in Riskeer aangeven in welk zoekgebied
het intredepunt van een relevant schuifvlak kan liggen.
Voor dijken met overhoogte of overbreedte is het mogelijk om in de toets op maat rekening te houden met reststerkte door de zonering te
optimaliseren. In de literatuur (Handreiking Constructief Ontwerpen, Technisch Rapport Actuele Sterkte bij dijken, Technisch Rapport Macrostabiliteit bij Dijken) zijn verschillende zoneringsmethoden beschreven. Ongeacht de toegepaste methode blijft het echter de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te beoordelen of het berekende glijvlak leidt tot functieverlies (bezwijken van) de waterkering.
Wij hebben reeds gesignaleerd dat het niet altijd even gemakkelijk is om te bepalen waar het maatgevende glijvlak ligt. Daarom zijn wij bezig om
een memo te schrijven ter ondersteuning van de gebruiker. Deze memo wordt in de loop van dit jaar beschikbaar gesteld.

[18010125]