Kan bij de beoordeling conform het WBI-2017 een ander glijvakmodel gehanteerd worden als LiftVan?

Er bestaan verschillende glijvlakmodellen om de stabiliteit, zowel binnen- als buitenwaarts, van grondlichamen te berekenen. In bijlage III van het WBI2017 staat het gebruik van het glijvlakmodel LiftVan voorgeschreven voor de beoordeling van binnen- en buitenwaartse stabiliteit.

In de schematiseringshandleiding macrostabiliteit staat echter dat voor de buitenwaartse stabiliteit de gebruiker zelf mag bepalen welk glijvlakmodel hij gebruikt. Dit conflicteert met hetgeen beschreven in het WBI2017. Logischerwijs prevaleert het WBI2017 boven de SH aangezien het een Ministeriële Regeling betreft, daar waar de SH slechts een handreiking is waarvoor het principe van “pas toe of leg uit” geldt.

In de praktijk blijkt dat voor de beoordeling van de macrostabiliteit van dijken vaak andere glijvlakmodellen worden gebruikt dan het model LiftVan. Het gaat dan om de modellen Bishop en Spencer – Van der Meij. Het gebruik van deze modellen is niet fout maar dient wel gemotiveerd te worden. Zo is het Bishop model alleen geschikt om cirkelvormige glijvlakken te berekenen en daardoor niet toepasbaar voor situaties met opdrijven of opbarsten. Het model van Spencer – Van der Meij berekend een vrij glijvlak en kan ook omgaan met situaties waarbij opdrijven en/of opbarsten is aan de orde is. Het bleek echter erg lastig om dit model te implementeren in Riskeer en is ervoor gekozen om  gebruik te maken van het UpliftVan model. Het UpliftVan model is zowel geschikt in situatie met en zonder opdrijven/opbarsten.

Afhankelijk van welk model gebruikt wordt moet een zogenaamde modelfactor in rekening gebracht worden. Deze staan in de schematiseringshandleiding (zie tabel 2-4). Deze modelfactor wordt gebruikt om vanuit de berekende stabiliteitsfactor tot een faalkans te komen. Dit wordt gedaan met behulp van vergelijking (6.3) uit bijlage III van het WBI2017.

[192384]