Stel dat de waterstand bij doorsnede-eis hoger is dan de kruin, hoe dient hiermee omgegaan te worden?

Klopt het dat voor de beoordeling van Grasbekleding erosie buitentalud (GEBU)  in het bovenrivierengebied een constante waterstand (bepaald bij doorsnede-eis) met een vastgestelde duur aangehouden dient te worden?
Stel dat de waterstand bij doorsnede-eis hoger is dan de kruin, hoe dient hiermee omgegaan te worden?

Volgens Bijlage II wordt inderdaad de waterstand bij doorsnede-eis gebruikt als maatgevende waterstand. Bij een norm van 1/30.000e en een bijdrage van 5% voor GEBU, moet je dan kijken naar een waterstand op doorsnedeniveau van 1/600.000e per jaar. Het klopt dat theoretisch de waterstand dan boven de kruin kan uitkomen. Hoe om te gaan met een waterstand hoger dan de kruin is nog niet volledig uitgewerkt.
Het WBI-team pakt dit begin 2018 op, om de resterende onduidelijkheid weg te nemen.

Welke constante waterstand van 12 uur gehanteerd moet worden, hangt af van de de resultaten van de analyse hydraulische belastingen bekledingen. Als bij lagere waterstanden een ongunstigere belasting volgt, moet je die gebruiken aangezien je met een constante waterstand rekent.
Dit is dan de meest ongunstige waterstand die 'binnen de opgegeven herhalingstijd valt'.

Er zal een voorbeeld GEBU uitgewerkt worden om de werkwijze te verduidelijken, deze zal tzt beschikbaar gesteld worden op de Helpdesk Water website.

[17121653]