Hoe moeten we omgaan met het beoordelen op ondergrens en/of signaleringswaarde?

Mijn vraag is hoe we in de beoordeling om moeten gaan met het beoordelen op ondergrens of/en sigleringswaarde?

Het doel van de beoordeling is om vast te stellen hoe de overstromingskans van het traject zich verhoudt tot de signaleringswaarde en ondergrens. De informatie die de beoordeling moet leveren is beschreven in ‘Hoofdstuk 4 Rapportage’ van Bijlage I Procedure van de Ministeriële Regeling (MR). Binnen dit kader is de keringsbeheerder, volgens Bijlage I van de MR (paragraaf 1.2), vrij om te kiezen hoe hij/zij tot zijn/haar beoordeling komt en de werkzaamheden en inspanning, die voor de beoordeling geleverd moeten worden, afstemmen op de risico's voor de veiligheid.
 
Voor de praktijk kan worden gesteld dat:
• Voor de toetssporen in groep 1 en groep 2 is de keuze niet van toepassing of heeft weinig invloed op de categorie van het toetsoordeel.
• Voor de toetssporen in groep 3 (o.a. Bekledingen) wordt de norm van het dijktraject gebruikt voor het afleiden van de hydraulische belastingen. Voor een toelichting op hoe om te gaan met de keuze tussen signaleringswaarde en ondergrens wordt verwezen naar het document op Helpdesk Water onder assemblagetool: Toelichting assemblage bekledingen toetsspoor 3.
• Voor de toetssporen in groep 4 en 5 zou een pragmatische keuze kunnen zijn om de berekening uit te voeren op basis van de signaleringswaarde behalve als de keringsbeheerder verwacht dat het te beoordelen dijktraject ruim niet aan de ondergrens zal voldoen. Dan kan hij kiezen om direct tegen de ondergrens te beoordelen.
In een aantal gevallen zullen de noodzakelijke berekeningen voor zowel de ondergrens als signaleringswaarde moeten worden gedaan.

[17051786]