Sanering waterbodems

Inleiding

De nieuwe richtlijn voor het uitvoeren van nader onderzoek van verontreinigde waterbodems getiteld “Richtlijn Nader Onderzoek voor Waterbodems. Ernst- en urgentiebepaling van verontreinigde waterbodems” is in 2002 uitgebracht. Deze richtlijn vervangt de richtlijn uit 1991 (“Voorlopige richtlijnen voor nader onderzoek van verontreinigde waterbodems in de Rijkswateren”).

Totstandkoming

Deze richtlijn is door AKWA/RIZA opgesteld in opdracht van het DG Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De richtlijn is bedoeld voor een ieder die betrokken is bij het uitvoeren van waterbodemonderzoek in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).
De richtlijn is in de periode 1998 – 2001 tot stand gekomen door de inzet van een brede projectgroep en in nauw overleg met de begeleidingscommissie. Daarnaast is in maart 2000 een workshop met diverse betrokkenen, zowel binnen als buiten Rijkswaterstaat, georganiseerd. Tenslotte zijn een aantal deskundigenmiddagen georganiseerd om tot uniforme onderzoeksmethoden te komen.

Nader onderzoek voor waterbodems

Indien het vermoeden bestaat dat op een bepaalde locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging bestaat, dient de ernst en urgentie vastgesteld te worden op basis van de omvang van de verontreiniging en de actuele risico’s die optreden. Dit onderzoek wordt binnen de Wet bodembescherming aangeduid als het “Nader onderzoek”. De “Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming, beoordeling en afstemming” stelt dat de uitwerking van de urgentiebeoordeling voor waterbodem anders kan zijn dan voor landbodem. De voorliggende richtlijn is een uitwerking van de Circulaire, specifiek gericht op waterbodems. De richtlijn geeft een beschrijving van de uit te voeren onderzoeksstappen binnen het nader onderzoek. De richtlijn gaat uit van de nieuwste onderzoeksmethoden. Met name de beoordeling van de risico’s voor het ecosysteem, de verspreiding van verontreinigingen vanuit de waterbodem en het op basis hiervan beoordelen van de saneringsurgentie hebben nu een waterbodem-specifieke invulling gekregen.

Gebruikers

De richtlijn is bedoeld voor een ieder die betrokken is bij het uitvoeren van waterbodemonderzoek in het kader van de Wet bodembescherming. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de communicatie over het saneringstraject (oriënterend onderzoek - nader onderzoek - saneringsonderzoek - saneringsplan - en uiteindelijk - sanering) tussen bevoegd gezag en de initiatiefnemer.
De toepassing van deze richtlijn zal gedurende een periode van tenminste twee jaar in de praktijk worden gevolgd. Na deze periode wordt een evaluatie uitgevoerd, en zal worden beoordeeld waar aanpassing wenselijk is. Om de potentiële gebruikers bij deze toepassing te ondersteunen, zijn in de periode november/december 2002 vier regionale workshops georganiseerd.

Toepassingsgebied

De voorliggende richtlijn nader onderzoek heeft betrekking op alle waterbodems van Nederland zoals benoemd in art. 63 van de Wbb. Daarmee is de richtlijn toepasbaar voor waterbodems van Rijks- én regionale wateren, met een accent op Rijkswateren. De verwachting is wel dat de opzet van de richtlijn goed toepasbaar zal zijn voor regionale wateren. Dat dient eveneens in de praktijk te worden getoetst. Voor de regionale wateren is al sedert 1997 een STOWA-methodiek beschikbaar voor een kosteneffectieve urgentiebeoordeling op basis van eco(toxico)logische risico’s. In de nu voorliggende richtlijn is de nadruk echter ook op andere risicosporen (humaan en verspreiding) gelegd. De STOWA-methodiek blijft niettemin onverkort van toepassing, en kan bijvoorbeeld in plaats van de uitgebreidere TRIADE-methodiek worden gevolgd.
Voor de beoordeling van periodiek droge waterbodems (zoals het geval is bij bijvoorbeeld uiterwaarden) kunnen afwijkingen noodzakelijk zijn. Dit zal -naar verwachting- in de genoemde evaluatie aan bod komen.

Status

Deze richtlijn nader onderzoek sluit aan bij bestaande regelgeving rond (water)bodemonderzoek, in het bijzonder de ‘Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming, beoordeling en afstemming’. De richtlijn heeft een niet-wettelijke status. Indien de inhoud van de Circulaire in de komende periode juridisch bindend mocht worden, dan zal ook de status van de richtlijn nader moeten worden bepaald.