Normering primaire waterkeringen

Sinds 1 januari 2017 gelden nieuwe normen voor primaire waterkeringen. De primaire waterkeringen zijn niet langer ingedeeld in dijkringen maar in dijktrajecten.

De primaire waterkeringen zijn ingedeeld in dijktrajecten. Bij het afbakenen van de trajecten hebben de volgende factoren een rol gespeeld:

  • een groot verschil in gevolgen van een overstroming en daarmee in de omvang van de schade en de schadebedragen in vergelijking met een andere breslocatie in dezelfde dijkring
  • de fysieke kenmerken van het gebied dat overstroomt als het dijktraject het begeeft
  • de lengte van een traject. Doordat een groot verschil in lengte bij een gelijke overstromingskans tot verschillen in de doorsnede van de waterkeringen leidt. Als bijvoorbeeld een stuk waterkering van één kilometer moet voldoen aan een kans op doorbreken van eenmaal in de duizend jaar, hoeft de kering aanzienlijk minder groot en sterk te worden ontworpen dan een stuk kering van 10 kilometer dat aan diezelfde kans moet voldoen
  • locatiespecifieke omstandigheden, bijvoorbeeld dat één gebied binnen het traject een zeer strenge eis nodig heeft door bijvoorbeeld grotere risico’s op vele slachtoffers.

De trajecten zijn vastgelegd in bijlagen I en IA bij de Waterwet. Op de kaarten in bijlage I is de globale ligging van de trajecten weergegeven. Bijlage IA bevat de rijksdriehoekscoördinaten van de begin- en eindpunten van elk dijktraject.

Het zal naar verwachting nog tot 2050 duren voordat de primaire waterkeringen in heel Nederland aan de nieuwe normen voldoen. De verwachting is dat in de komende beoordelingsrondes (2017–2022, 2023–2034, 2035–2046) zal blijken dat in een aantal gebieden een aanzienlijk deel van de primaire waterkeringen nog niet aan de nieuwe normen voldoet. Dat komt omdat in het nieuwe beoordelingsinstrumentarium nieuwe technische inzichten zullen worden verwerkt. Maar ook omdat in sommige gebieden door de risicobenadering strengere eisen gesteld  worden aan de primaire waterkeringen.

Hoogwaterbeschermingsprogramma

Iedere twaalf jaar beoordelen de waterbeheerders de primaire waterkeringen aan de daaraan gestelde normering. Als dit nodig is verbeteren de beheerders die keringen. Noodzakelijke verbeteringen aan de primaire waterkeringen neemt de minister van Infrastructuur en Waterstaat op in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Uit het Bestuursakkoord Water is een subsidieregeling voortgekomen (artikel 7.23 Waterwet en volgende) voor het nieuwe HWBP, waarbij de waterschappen - naast het Rijk -  voor 50% meebetalen.

Herijking van de normering

De veiligheidsnormen zijn begin 2017 herijkt. Deze herijking is nodig gebleken door:

  • de toename van de bevolking
  • de veel grotere economische waarde achter de dijken
  • de wens om dijkverbeteringen harmonisch in te passen in het landschap. Rekening houdend met natuurlijke en cultuurhistorische waarden en vanwege klimaatverandering met meer water en wind.

Deze nieuwe normering is per 1 januari 2017 met een wijziging van de Waterwet vastgelegd. Belangrijkste wijzigingen hierbij zijn dat niet langer wordt gesproken over overschrijdingskans maar over overstromingskans. Ook is de term dijkringen vervangen door de term dijktrajecten. Op deze manier komt er meer onderscheid tussen de achterliggende gebieden die door een kering worden beschermd.

Op de nieuwe veiligheidsnormering is al voorgesorteerd in het project 'Veiligheid Nederland in kaart'. Verder geven de door de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (pdf, 78 kB) verplichte overstromingsrisicokaarten inzicht in de Nederlandse waterveiligheidssituatie.

Nieuwe Deltacommissaris

De eerste Deltacommissaris op grond van de Deltawet (2012), Wim Kuijken, heeft een belangrijke impuls gegeven aan de maatregelen ter verhoging van de waterveiligheid. De positie van de Deltacommissaris is vastgelegd in artikel 3.6a van de Waterwet. Zijn taken en bevoegdheden staan beschreven in artikel 3.6b e.v.. De Deltacommissaris bevordert de totstandkoming en uitvoering van het Deltaprogramma.

De Deltacommissaris doet daartoe jaarlijks een voorstel voor het Deltaprogramma en legt dit voor aan de ministers. Hij bevordert overleg met betrokken bestuursorganen, bedrijven en maatschappelijke organisaties. En hij bewaakt de voortgang van de uitvoering van het deltaprogramma en rapporteert en adviseert hij daarover aan de ministers.

Het onder zijn leiding opgestelde Deltaprogramma bevat op grond van artikel 4.9 van de Waterwet onder meer, in verband met de opgaven op het gebied van waterveiligheid, maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste.

In het Deltaprogramma wordt jaarlijks voor de eerstvolgende zes jaren zo gedetailleerd als redelijkerwijs mogelijk aangegeven welke maatregelen en voorzieningen in die periode zullen worden uitgevoerd. En welke middelen beschikbaar worden gesteld voor de verschillende opgaven.
Zie verder de website van de Deltacommissaris

Buitendijkse gebieden

Ongeveer 2,2% van Nederland ligt buitendijks, die gebieden worden niet beschermd door primaire waterkeringen. Om hier toch functies als landbouw, natuur, wonen, werken en recreatie mogelijk te maken of te handhaven, is helderheid over de verdeling van verantwoordelijkheden vereist in geval van hoogwater. De veiligheid moet ook in de buitendijkse gebieden zo veel als mogelijk gewaarborgd zijn. Bovendien heeft het gebruik van het buitendijkse gebied grote invloed op de rivierwaterstanden en daardoor ook op de binnendijkse veiligheid.

Het Rijk heeft hier een belangrijke verantwoordelijkheid op het gebied van voorlichting, informatie en waarschuwingen. Met de Beleidslijn en Beleidsregels grote rivieren wordt gezorgd dat geen - vanuit rivierkundige optiek - ongewenste bebouwing wordt gerealiseerd.