Zijn er voldoende referentiegevallen beschouwd?

De binnen het WBI-onderzoek ontwikkelde rekenprocedure voor het beoordelen van macrostabiliteit met ongedraineerde schuifsterkte is gevalideerd op basis van zeven opgetreden taludafschuivingen van dijken in Nederland (Van Duinen, 2010) en op basis van vier cases waar een hoge waterstand is overleefd (Van Duinen, 2013). Het gaat onder andere om afschuivingen van de Lekdijk bij Streefkerk en de Wolpherensedijk bij Gorinchem en de macrostabiliteitsproeven bij Bergambacht en de IJkdijk. De terug-analyses van bezweken taluds wijzen op een overschatting van de schuifsterkte van grond bij de huidige vigerende werkwijze. De mate waarin de schuifsterkte wordt overschat is gemiddeld een factor 1,4, maar kan oplopen tot een factor 2,0. De werkwijze met bezwijksterkte van grond en ongedraineerd grondgedrag geeft een realistische terug-analyse van de opgetreden afschuivingen. De cases met de overleefde waterstanden zijn onder andere de Markermeerdijk met de storm van 1928, de Lekdijk bij Nieuw-Lekkerland met de storm van 1953 en de Lekdijk bij Bergambacht met de hoge waterstand van 1995. Uitgaande van beste schattingen van de ongedraineerde schuifsterkte is de schuifsterkte juist voldoende om de hoge waterstanden te keren. Met de vigerende werkwijze ligt de schuifsterkte ook in deze analyses gemiddeld een factor 1,4 hoger. Op basis van de terug-analyses van de overleefde waterstanden kan worden gesteld, dat de werkwijze met bezwijksterkte van grond en ongedraineerd grondgedrag niet conservatief is. Ook internationaal zijn dergelijke cases met dezelfde conclusie beschikbaar; bijvoorbeeld een aantal cases in New Orleans.

Daarnaast wordt inmiddels voor een aantal versterkingen binnen het HWBP ook de ongedraineerde schuifsterkte toegepast en ontstaan er steeds meer referentiegevallen. Er wordt steeds meer ervaring opgedaan.

Meer informatie Rapport ongedraineerde schuifsterkte bij toetsspoor macrostabiliteit in WTI 2017 - informatie voor besluitvomingsproces.