Vruchtbare kringloop hoognodig in de Achterhoek

Hoe bereik je duurzame landbouw in een tijd waarin meerdere maatschappelijke opgaven de aandacht vragen? Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers (VKA) is een vereniging van boeren die duurzame landbouw nastreeft. Een gezonde bodem en efficiënt gebruik van water en mineralen. John Koeleman (voorzitter VKA) vertelt over de uitdagingen en recente ontwikkelingen in de Achterhoekse landbouw. En de rol van boeren zelf en die van de overheid.

Foto John VKAJohn Koeleman is melkveehouder en werd opgeleid met het idee van efficiëntie en schaalvergroting in de landbouw. De maatschappelijke vraagstukken van de voorbije jaren vragen om een andere benadering van zijn vak. En daarin neemt hij zelf het voortouw. “Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers (VKA) begon als project waarbij we een kringloop nastreefden op het eigen bedrijf. Dus een gezonde bodem, het gewas dat dient als voeding voor je koeien, daarvan goede melk produceren en met de mest het land vruchtbaar houden”, vertelt Koeleman.

Verdiepingsslag

Die kringloop maakt vaak gebruik van externe producten, zoals kunstmest en krachtvoer. Maar toen VKA een vereniging werd, kwam ook de verdiepingsslag. “Er is een tool ontwikkeld, de kringloopwijzer, waarmee het mogelijk is om de mineralenstroom in beeld te brengen. En dus ook bedrijven onderling te vergelijken: waarom lukt het de ene boer om voor zijn koeien veel meer hoogwaardig eiwit zelf te produceren, dan zijn buurman?”

VKA bestaat inmiddels uit 300 boeren (uit de Achterhoek en Liemers) en verscheiden partners zoals waterschap Rijn en IJssel, provincie Gelderland, Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Noord, veevoeronderneming ForFarmers, drinkwaterbedrijf Vitens en Rabobank. “Samen vormen we een lerend netwerk, waarmee we milieudoelen willen halen en ons bestaansrecht versterken.”

Publiek-private samenwerking

Het is volgens Koeleman helder: klimaatproblemen komen vrijwel als eerst op het bordje van de boer. Daarom vindt hij het logisch dat in VKA de boeren het bestuur vormen en de verbinding zoeken met al die partners. “We voeren projecten uit in PPS-vorm; een publiek-private samenwerking: de partijen uit de private sector maken projectplannen voor bijvoorbeeld landbouwproeven en bekostigen de helft. De andere helft betaalt de overheid, waarmee het waarborgt dat deze plannen, die milieu- en klimaatdoelen dienen, zinvol zijn.”

VKA zet zich in voor een handelingsperspectief voor de boeren. “Hoe ga ik als boer om met een droog jaar? Welke gewassen moet ik telen, op wat voor soort grond? Welke gewassen kunnen goed tegen droogte? Rondom al die vragen voeren we proeven uit.” Als je het hebt over met hoeveel CO₂ -uitstoot de productie van een liter melk gepaard mag gaan, bespreek je dat met FrieslandCampina, want die worden er op afgerekend in het zuivelschap van de supermarkt.”

Droogte en waterkwaliteit

De proeven die uit de publiek-private samenwerking naar voren komen gaan vaak over water. Een van de grote uitdagingen in de Achterhoek, waar men door de geografische ligging en zandgrond relatief weinig water tot z’n beschikking heeft. Koeleman: “De voorbije jaren kampten we met heel droge zomers en zaten we in mei al met een watertekort. Vrijwel alles stopt dan met groeien, wordt bruin en je ziet lijdzaam toe hoe je grasmat verpietert. Mineralen die in de grond zitten kun je niet meer benutten, omdat er geen water bijkomt.” Proeven van VKA gaan dus vaak over efficiënt gebruik en het vasthouden van water.

Een voorbeeld is de ‘watervoetafdruk’. “Hoeveel water gebruikt een boer die melk produceert, bijvoorbeeld per liter melk?”, schetst Koeleman de kwestie. “Waar zitten de verschillen en waar kun je op sturen? Moeten we aan water dat op je eigen land valt, door de bodem zakt en in grondwater terechtkomt dezelfde waarde toekennen als aan water dat je voor je melkproductie aan het oppervlaktewater onttrekt? Heeft grondwater dat gezuiverd is dezelfde waarde als oppervlaktewater? Belangrijke vragen, óók omdat je in de media berichten leest met de ondertoon: die boeren blijven maar beregenen, vind je het gek dat het water op is?”.

Voldoen aan Europese nitraatrichtlijn

Naast de uitdagingen rondom waterbeschikbaarheid, is ook waterkwaliteit een groot aandachtspunt. Boeren moeten structureel voldoen aan de nitraatrichtlijn die door de Europese Commissie is opgesteld. Die houdt in dat een liter water maximaal 50 milligram nitraat mag bevatten.

Om te voorkomen dat er te veel nitraat in het grondwater terechtkomt, moeten de mineralen worden benut door het gewas dat op de bodem groeit. Vooral in droge jaren is de kans dus groter dat boeren niet aan de nitraatrichtlijn kunnen voldoen, omdat er niet of nauwelijks gewas groeit dat de mineralen kan benutten. “Als je bemest voor een bepaalde opbrengst, maar er door droogte niets groeit, kunnen de mineralen ‘uitspoelen’ (proces waarbij deeltjes in de bodem van boven naar beneden verplaatst worden door neerslag of verdamping) en in stikstofvorm (nitraat) in het grondwater terechtkomen. Ook daarom is het zaak dat er gewas groeit, dat die mineralen opneemt”, zegt Koeleman.

Om de bodem in tijden van droogte zo vruchtbaar mogelijk te krijgen, doet VKA proeven met druppelirrigatie. Koeleman: “Daarbij leg je een slangensysteem op je land en laat je heel gericht druppeltjes bij de wortels van je gewas komen. Dat zorgt voor een veel groter rendement, dan wanneer je met een waterkanon water over je land sproeit (beregening), waarvan en deel verdampt.”

Integrale aanpak en maatwerk

Hoewel in VKA de boeren nauw optrekken met overheidspartijen, is er volgens Koeleman in de relatie met de overheid nog wel ruimte voor progressie. “We hebben een proef waarbij we met data willen aantonen dat we met minder kunstmest en iets meer (natuurlijke) drijfmest milieudoelen kunnen halen en de kringloop kunnen sluiten. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vindt dat een goed idee, maar kan ons zonder ontheffing geen ruimte geven binnen een wettelijk kader. Omdat er Europese richtlijnen zijn, vinden ze dat spannend.” Koeleman zou graag meer doelvoorschriften zien in plaats van middelvoorschriften. “Dus niet sturen op hoe we het moeten doen en dan maar afwachten of het de milieudoelen dient, maar sturen op doelen (nitraat, stikstofbodemoverschot, ammoniakemissie) en laat de manier waarop aan de boer over. Geef de boer de ruimte om op basis van zijn vakmanschap die doelen te halen.”

Koeleman pleit voor een meer integrale aanpak van de maatschappelijke opgaven. “Als het straks gelukt is om de stikstofcrisis te tackelen, krijgt de energietransitie dan voorrang? Terwijl we op het gebied van biodiversiteit nauwelijks stappen hebben gezet? We willen als landbouwsector een perspectief krijgen en niet afgerekend worden op losse onderdelen, om vervolgens een nieuw probleem op ons bordje te krijgen waar we wat mee moeten.”