Grensoverschrijdende verontreiniging

Van grensoverschrijdende verontreiniging is sprake als verontreinigingen vanuit de waterbodem in de landbodem terechtkomen en andersom. De aanpak van grensoverschrijdende gevallen is gekoppeld aan de ligging van de bron van de verontreiniging. Op voorwaarde dat er een duidelijke (punt)bron te vinden is.

In de praktijk betekent dit het volgende: aanpak volgens de Wet Bodembescherming (Wbb) als de bron van de (historische) verontreiniging op de landbodem ligt (saneringsregeling) en aanpak volgens de Waterwet als de bron in de waterbodem ligt (maatregelen treffen in het kader van het watersysteem). Zie 'Verontreiniging van bodem en oever' voor een nadere toelichting over de afbakening van de Wbb en de Waterwet.

Juridisch kader

Artikel 63c Wet bodembescherming bevat het juridische kader voor grensoverschrijdende verontreinigingen met (punt)bron in de landbodem en is een spiegelbepaling van artikel 5.17 Waterwet. Het moet gaan om een verontreiniging die als ‘ernst en spoed' beschikt is. Het saneringsplan moet in dergelijke gevallen ook betrekking hebben op de ernstig verontreinigde waterbodem.

Volgens artikel 63c Wbb is de saneringsparagraaf uit de Wbb van toepassing op de waterbodem, indien:

  • een geval van ernstige landbodemverontreiniging zich mede uitstrekt tot die waterbodem;
  • voor dat geval is vastgesteld dat spoedige sanering noodzakelijk is; en
  • de bron van de verontreiniging of aantasting in de landbodem is gelegen.

De samenloopbepaling heeft dus geen betrekking op diffuse verontreinigingen, waarvoor geen duidelijke bron in de landbodem aanwijsbaar is.

Bevoegd gezag

In de genoemde gevallen zijn de bevoegdheden die het bevoegde gezag volgens de Wbb heeft met betrekking tot de verontreiniging in de landbodem, mede van toepassing op de samenhangende verontreiniging van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, voor zover die bodem of oever ernstig verontreinigd is. Die bevoegdheden hebben dus geen betrekking op de verontreiniging in de waterbodem die niet ernstig is. De beheerder zal, naar aanleiding van het overleg dat gedeputeerde staten met hem voeren op grond van het tweede lid van dit artikel, kunnen beoordelen of hij voor die niet-ernstige verontreiniging nog maatregelen dient te nemen.

Gedeputeerde Staten moeten met de waterbeheerder overleggen als er maatregelen worden getroffen in de waterbodem en toepassing wordt gegeven aan artikel 63c Wbb. Ook de bevoegd gezag gemeenten (artikel 88 Wbb en Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten) zijn bevoegd om bij grensoverschrijdende verontreinigingen (landbodem richting waterbodem) maatregelen te treffen (in de waterbodem). Zie Staatsblad 2012, nr. 222.

Begrenzing tussen Wet bodembescherming en de Waterwet

De exacte begrenzing tussen de Wbb en de Waterwet is opgenomen in artikel 99 Wet bodembescherming. De Wbb is in principe niet van toepassing op de bodem en oever van oppervlaktewaterlichamen. De Wbb is wel van toepassing op zogeheten "drogere oevergebieden". Zie oppervlaktewaterlichaam, daar kunt u lezen wat drogere oevergebieden zijn.

De Circulaire bodemsanering 2013 geeft aan in welke gevallen sprake is van een spoedeisend geval van verontreiniging. In deze circulaire is ook het proces van bodemsanering en de saneringsdoelstelling beschreven. Op sanering van land- en waterbodems zijn verschillende richtlijnen en protocollen van toepassing, zie daarvoor de website van SIKB en NEN.