Juridisch kader afvalstoffen en afvalwater

Voor het omgaan met afvalstoffen en afvalwater wordt in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer (Wm) de prioriteitsvolgorde aangegeven die in Nederland geldt. Er mogen geen handelingen met afval worden gedaan die nadelig zijn voor het milieu. De minister stelt een Landelijk Afvalbeheerplan vast (LAP) waarin staat hoe met afvalstoffen moet worden omgegaan. Bij de opstelling van dit plan is rekening gehouden met de prioriteitsvolgorde voor afvalstoffen in artikel 10.4 van de Wet milieubeheer.

Voor afvalwater bestaat er aanvullend op afvalstoffen een prioriteitsvolgorde in artikel 10.29a Wm. Geen afvalwater laten ontstaan is het hoofddoel. Dan het voorkomen van verontreiniging van afvalwater en daarna het gescheiden houden van afvalwaterstromen voor een zo goed mogelijke zuivering. Het brengen van huishoudelijk afvalwater naar een rioolwaterzuivering. Het zuiveren van ander afvalwater bij de bron.

Voor afvalstoffen is het landelijk afvalstoffenplan opgesteld. De huidige versie is LAP2, er wordt gewerkt aan een nieuwe versie, LAP3. In LAP2 is een sectorplan voor ziekenhuisafval opgenomen, sectorplan 19. In het sectorplan staat beschreven hoe met afvalstoffen moet worden omgegaan, de minimum standaard. In het sectorplan staat dat specifiek ziekenhuis afval moet worden gescheiden van ander afval en naar een speciale verwerker moet worden gebracht om verbrand te worden. Het gebruik van huishoudelijk afvalwater als transportmedium voor afval waardoor afval wordt gemengd en daarna wordt gescheiden staat op gespannen voet met de uitgangspunten van de Wet milieubeheer en de uitwerking in het LAP2.

Afvalbeheer onder het activiteitenbesluit

Voor bedrijven die geen milieuvergunning nodig hebben, de type A en B bedrijven geldt het activiteitenbesluit. De uitgangspunten van de Wet milieubeheer zijn uitgewerkt in algemene regels. In het activiteitenbesluit is het LAP vertaald voor bedrijven. Paragraaf 2.5 beschrijft hoe bedrijven met afvalstoffen moeten omgaan. Artikel 2.12 geeft aan dat bepaalde afvalstoffen niet mogen worden gemengd. Specifiek ziekenhuisafval (SZA) is een van de categorieën die apart moet worden gehouden.

De paragraaf 2.5 is niet van toepassing op bedrijven waar een omgevingsvergunning nodig is, de type C bedrijven. Bij deze bedrijven wordt het afvalbeheer beschreven in de omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning kan afweging gemaakt worden af te wijken van het LAP. Ziekenhuizen zijn normaal gesproken type B bedrijf. Ziekenhuizen met een pharmafilter zijn een type C bedrijf door aanwezigheid IPCC-installatie.

Afvalbeheer in de omgevingsvergunning

In de omgevingsvergunning worden voorschriften opgenomen hoe binnen het bedrijf met afval moet worden omgegaan. Dit is een vertaling van het LAP op de bedrijfsspecifieke situatie.

In sectorplan 19 worden 4 hoofdstromen onderscheiden:

  1. infectieuze afvalstoffen (Euralcode 180103 en 180202)
  2. niet-infectieuze lichaamsdelen en organen (Euralcode 180102) en
  3. cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen (Euralcodes 180108/180207)
  4. afval zonder speciaal infectierisico (Euralcode 180104)

De minimum standaard voor het verwerken van de bovenstaande stromen is thermische verwerking in een speciaal daarvoor vergunde installatie, binnen dan wel buiten Nederland. Voorwaarde is dat de verwerking leidt tot volledige vernietiging van alle infectueuze materialen, lichaamsdelen en organen.

Decontamineren van afvalstromen met infectierisico

Een zorginstelling mag bepaalde afvalstoffen bewerken om infectierisico te beperken. Afvalstoffen met een infectierisico (Eural 180103) mogen worden gedecontamineerd. De voorwaarden staan in de Richtlijn decontaminatie apparatuur ziekenhuisafval.

Afval dat niet gedecontamineerd mag worden:

  1. niet-infectieuze lichaamsdelen en organen (Euralcode 180102)
    vanwege ethische redenen
  2. cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen (Euralcodes 180108/180207). Dit is een risicovolle stroom vanwege de toxische eigenschappen van dit afval. Decontamineren verandert dit gevaar aspect niet en is dan ook niet toegestaan. Ook moet deze stroom worden afgevoerd voor verbranden in een daarvoor vergunde verbrandingsinstallatie.

Mengen van gedecontamineerde afvalstromen (bijvoorbeeld digestaat) met ander afval bij afvoer

Na decontamineren heeft het afval geen infectierisico meer en heeft daardoor dezelfde eigenschappen als afval met Euralcode 180104. Het afval mag daarom naar een gewone afvalverbrandingsinstallatie worden afgevoerd. Er is nog geen andere afvoer mogelijk. Om de transparantie en de handhaafbaarheid in de verwijderingsketen te waarborgen, moet de gedecontamineerde stroom in de totale verwijderingsketen herkenbaar blijven. De gedecontamineerde stroom moet gescheiden blijven van ander afval.

Afval zonder infectierisico

Er is een afvalstroom waarvoor geen speciale richtlijnen gelden om infectie te voorkomen. Deze afvalstroom krijgt Euralcode 180104 en bestaat uit bijvoorbeeld:

  • verband
  • gipsverband
  • linnengoed
  • wegwerpkleding
  • luiers
  • afval dat conform de daarvoor geldende bepalingen is gedecontamineerd