Bergingsgebieden

Het begrip bergingsgebied is gedefinieerd in artikel 1.1 van de Waterwet:

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen.

Met het vaststellen van een bergingsgebied stelt men ook het gebied vast waar de duldplicht van wateroverlast en overstroming volgens artikel 5.26 Waterwet geldt.

Definitie

Uit de definitie volgt dat bergingsgebieden ruimtelijk moeten zijn bestemd (via het ruimtelijke ordeningsspoor) voor de tijdelijke berging van water. Een bergingsgebied wordt meestal ingezet voor de tijdelijke berging en uiteindelijk de afvoer van het te veel aan oppervlaktewater. Maar een bergingsgebied kan ook andere doelen hebben. Dit kan zolang het maar past binnen de doelstellingen van de Waterwet. Zo kan een bergingsgebied ook gebiedseigen water bergen om in perioden van waterschaarste, nog water van de gewenste kwaliteit te hebben.

Geen oppervlaktewaterlichaam

De bergingsgebieden maken juridisch gezien geen deel uit van de oppervlaktewaterlichamen waaruit zij in voorkomend geval water zullen ontvangen. De reden hiervoor is dat het goed is om verschil te maken tussen:

  • gebieden die door hun natuurlijke ligging met enige regelmaat onder water lopen, zoals de lager gelegen gronden naast een rivier, en
  • daarbuiten gelegen gebieden die door menselijke tussenkomst - fysiek of op andere wijze - meer incidenteel een bergingsfunctie vervullen

Naast de natuurlijke bergingsruimte moet men dus volgens de Waterwet ook een meer kunstmatige waterberging onderscheiden. Zo kan worden voorkomen dat ook alle binnen een oppervlaktewaterlichaam gelegen gronden met een natuurlijke bergingsfunctie de ruimtelijke bestemming van tijdelijk bergingsgebied moeten krijgen.

Deel van watersysteem

Bergingsgebieden maken wel deel uit van het watersysteem als geheel (zie de definitie van watersysteem). Bergingsgebieden zijn er om binnen een watersysteem voldoende ruimte voor de berging van (regen)water te maken. Daarmee wordt voldaan aan de in hoofdstuk 2 gestelde normen. Bergingsgebieden hebben dus een waterbeheerfunctie binnen de maatgevende omstandigheden die kunnen optreden.

Bergingsgebieden zijn zeker ook een waterstaatswerk (en daarmee dus uitdrukkelijk onderdeel van het te beheren watersysteem). Dit is bijvoorbeeld belangrijk bij de aanleg of wijziging van dergelijke gebieden. Hiervoor kan namelijk een projectplan en mogelijk de projectprocedure van toepassing zijn (zie in dat verband hoofdstuk 5 van de Waterwet).

Legger

Een bergingsgebied moet op de legger worden opgenomen. Opname is nodig omdat hierdoor duidelijk de geografische ligging en omvang wordt bepaald. Dit is ook nodig voor het gebruik van de duldplicht van artikel 5.26 Wtw. De besluitvorming op grond van de Wet ruimtelijke ordening (om tot de bestemming van een bergingsgebied te komen) biedt namelijk onvoldoende zekerheid voor het kunnen vaststellen van de (exacte) grenzen van het bergingsgebied. En dus ook op het vaststellen van het gebied waar de duldplicht van wateroverlast en overstroming geldt.

De aanwijzing van een gebied tot bergingsgebied in het regionale watersysteem is als eerste een punt van ruimtelijke ordening op lokaal of regionaal niveau. In 'gebiedsprocessen' besluiten regionale overheden samen tot gebiedsnormen (de wateroverlastnormen zoals deze sinds eind 2009 in de provinciale waterverordeningen zijn opgenomen) en bijbehorende maatregelen.

Het waterschap inventariseert de wateropgave en de daarbij behorende ruimtelijke aspecten. En wendt zich daarbij tot de gemeente met het verzoek om medewerking te verlenen door de gewenste bergingsgebieden ook als zodanig planologisch in te passen. In geval van andere gebruiksfuncties van het betreffende gebied kan een 'dubbelbestemming' worden gekozen, waarbij de waterbergende functie in de regel secundair zal zijn.

Verder legt de beheerder op zijn legger vast dat het bergingsgebied hoort bij de bij hem in beheer zijnde watersystemen. In het NBW was afgesproken dat alle waterschappen hun watersysteem in 2015 op orde zouden hebben. In het NBW Actueel zijn enkele uitzonderingssituaties op de deadline van 2015 benoemd. Dat betreft onder meer bestaand stedelijk gebied waar geen sprake is van een urgente wateropgave. Daarvoor geldt dat de opgave uiterlijk in 2027 moet zijn uitgevoerd door gemeente en waterschap. Eenzelfde termijn geldt voor maatregelen die veel goedkoper kunnen worden uitgevoerd door ze op een later tijdstip dan 2015 te koppelen aan andere projecten (‘werk-met-werk’).

Verschil bergingsgebieden en noodoverloopgebieden

Bergingsgebieden moeten niet worden verward met noodoverloopgebieden. Noodoverloopgebieden maken geen deel uit van het watersysteem. De Waterwet moet men zien als een watersysteemwet. Een definitie van noodoverloopgebieden is daarom niet opgenomen. Het begrip 'noodoverloopgebied' maakt duidelijk dat het om zeer uitzonderlijke situaties moet gaan.

Verder is het niet de waterbeheerder die besluit tot inzet van het noodoverloopgebied. Noodoverloopgebieden vervullen namelijk een functie ten behoeve van de openbare orde en veiligheid. De algemene bestuurskolom die besluit tot inzet van het noodoverloopgebied (Wet veiligheidsregio's). Wie in welke situatie bevoegd is kunt u vinden op de website van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.