Protocol toetsen en beoordelen

Voor de toestandbeoordeling van de grondwaterlichamen (hydrologische eenheid in het grondwatersysteem) is door het ministerie van IenM en de Landelijke Werkgroep Grondwater het Protocol Toetsen en Beoordelen (linker kolom) opgesteld. Dit landelijk protocol past binnen de kaders van de Europese regelgeving en is een Nederlandse invulling van het EU Guidance Document No. 18, ‘guidance on groundwater status and trend assessment'.

In Nederland voeren we voor de toestandbeoordeling van de grondwaterlichamen 6 testen uit. Drie generieke testen vormen samen het oordeel voor het hele grondwaterlichaam. Als één van deze testen onvoldoende is, is het oordeel voor het hele grondwaterlichaam ‘ontoereikend'.

Daarnaast worden drie testen uitgevoerd voor specifieke aandachtsgebieden wanneer die in een grondwaterlichaam aanwezig zijn. De uitkomst van deze locatie specifieke testen heeft geen invloed op het toestandsoordeel van het hele grondwaterlichaam. De ontoereikend beoordeelde locaties worden op een kaart aangegeven en er worden maatregelen geformuleerd om de toestand daar te verbeteren.

Generieke testen:

Chemie:

De beoordeling wordt gedaan voor stoffen met een Europees vastgestelde norm (nitraat en bestrijdingsmiddelen) of een nationaal opgestelde drempelwaarde (chloride, fosfaat, nikkel, arseen, cadmium en lood).

De beoordeling van de chemische toestand bestaat uit twee delen:

  1. een toets op overschrijding van de norm of drempelwaarde van een bepaalde stof in meer dan 20% van de meetpunten van het KRW meetnet.
  2. een toets of er sprake is van een significant stijgende trend van concentraties in combinatie met een kwaliteitsniveau van meer dan 75% van de norm of drempelwaarde.

Waterbalans:

In deze test wordt beoordeeld of grondwatervoorraden uitgeput raken door onttrekkingen. Hiervoor wordt gekeken naar langjarige verandering van de grondwaterstanden en wordt een waterbalans opgesteld. Bij de waterbalans dient te worden gekeken naar de verhouding tussen de langjarige onttrekking en de beschikbare grondwatervoorraad. De beschikbare grondwatervoorraad bestaat uit de langjarige grondwateraanvulling minus de hoeveelheid water die nodig is voor het goed functioneren van ecosystemen.

Zoutintrusie test:

Met deze test wordt bekeken of er sprake is van verzilting als gevolg van intrusie (binnendringen) van zout water. Voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van het formele KRW meetnet.

Specifieke testen:

Terrestrische ecosystemen die van grondwater afhankelijk zijn

Bij deze test staat de vraag centraal of er sprake is van significante schade aan terrestrische ecosystemen door verontreiniging van grondwater (kwaliteit), een te lage grondwaterstand of onvoldoende toevoer van grondwater (kwantiteit). De parameters waarnaar wordt gekeken kunnen per gebied en ecosysteem verschillen.

Oppervlaktewateren die van grondwater afhankelijk zijn

Op een vergelijkbare manier als voor terrestrische ecosystemen wordt in de test voor oppervlaktewaterlichamen nagegaan of doelen voor deze oppervlaktewaterlichamen niet worden gehaald door een te lage toevoer van grondwater (kwantiteit) of door aanvoer van verontreinigingen uit het grondwater (kwaliteit).

Drinkwatertest

Indien in een grondwaterlichaam water wordt onttrokken ten behoeve van menselijke consumptie dan moet conform Artikel 7.3 KRW een beoordeling van deze winningen worden uitgevoerd. De puntenvan beoordeling zijn de winningen zelf. Bij deze test wordt beoordeeld of er sprake is van een significante toename van concentraties van stoffen in het onttrokken ruwe water en of dit leidt of heeft geleid tot een toename van de zuiveringsinspanning. Hiertoe wordt voor de betreffende winning voor afzonderlijke stoffen nagegaan of er over de afgelopen 6 jaar sprake is van een stijgende trend en of de zuiveringsinspanning ten opzichte van het referentiejaar 2000 is toegenomen.

Kennishiaten

In het Protocol is nader beschreven hoe de verschillende testen uitgevoerd moeten worden zodat de provincies op vergelijkbare wijze toetsen. Voor de locatie specifieke testen over de interactie van grondwater met terrestrische ecosystemen en oppervlaktewater is de beschrijving van de testen weinig specifiek. Provincies worden geacht samen met natuurgebiedsbeheerders en waterschappen tot een oordeel te komen. Hierbij is in het midden geladen of deze beoordeling gebaseerd moeten zijn op modelberekeningen, monitoringsresultaten of ‘expert judgement'. Deze vrijheid kan een zeer uiteenlopende wijze van beoordelen opleveren. Bij een herziening van het Protocol zullen deze testen specifieker beschreven moeten worden.