Protocol bij het Verdrag van Londen

Het Verdrag van Londen en het Protocol uit 1996 regelen het storten van afval en andere stoffen op zee. Het 1996 Protocol bij het Verdrag van Londen vervangt dit Verdrag in zijn geheel voor staten die partij zijn bij het Verdrag en het Protocol. In de jaren voorafgaand aan de aanname van het Protocol hadden de partijen bij het Verdrag van Londen door een ad hoc benadering een groter gewicht aan milieubelangen toegekend. Het Protocol neemt deze ontwikkelingen over, en heeft daarnaast ook enige vernieuwende aspecten.

Het Protocol verbiedt het storten van alle stoffen, met uitzondering van de stoffen opgenomen in Bijlage I bij het Protocol. Voor dergelijke stoffen mag overwogen worden of ze in aanmerking kunnen komen voor storten op zee. Bijlage II bij het Protocol zet uiteen welke overwegingen hierbij in aanmerking dienen te worden genomen en welke voorwaarden aan een eventuele vergunning voor storten dienen te worden verbonden. Bijlage II benadrukt het belang van het geleidelijk minder gebruiken van de zee voor het zich ontdoen van afval. De Bijlage geeft hierbij aan welke andere opties dienen te worden overwogen. Als afval beter kan worden verwerkt onder een van deze andere opties, dan zal een vergunning voor storten op zee worden geweigerd. Als storten een optie is dan dient een milieu-effectrapportage te worden uitgevoerd, met inachtneming van het voorzorgbeginsel. Als storten op zee ernstiger gevolgen heeft dan het verwerken op land of in de lucht dan dient een vergunning voor storten op zee te worden geweigerd.

De kuststaat heeft rechtsmacht over het storten van afval in zijn binnenwateren en territoriale zee, continentale plat en EEZ, en voor schepen en luchtvaartuigen die zijn nationaliteit hadden.

(Bron: Noordzeeloket.nl)


Documenten Noordzeeloket

Overheid.nl