Espoo-Verdrag

Het Espoo-Verdrag heeft betrekking op milieu-effectrapportage in een grensoverschrijdend verband. Het Verdrag is van toepassing op gebieden die onder de rechtsmacht van de partijen vallen. Dit betekent dat het Verdrag naast de territoriale zee mede relevant is voor activiteiten die plaatsvinden in de EEZ en activiteiten die mogelijke effecten hebben in de EEZ van een andere partij.

Onder het Verdrag zijn partijen verplicht alle passende en doeltreffende maatregelen ter voorkoming, beperking en beheersing van belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten te nemen. Aanhangsel I bij het Verdrag stelt vast om welke activiteiten het hierbij gaat. Een aantal van deze activiteiten is mede relevant voor de Noordzee. Zo wordt verwezen naar olie- en buisleidingen en offshore mijnbouw. Het Verdrag vereist dat iedere partij er zorg voor draagt dat milieu-effectrapportage plaatsvindt vóór een besluit tot machtiging of uitvoering van de in Aanhangsel I genoemde voorgenomen activiteit, die mogelijk een belangrijk nadelig grensoverschrijdend effect, wordt genomen. Tevens draagt een partij in een dergelijk geval er zorg voor dat mogelijk benadeelde partijen in kennis worden gesteld van het feit dat er sprake is van een in Aanhangsel I genoemde voorgenomen activiteit, die mogelijk een belangrijk nadelig grensoverschrijdend effect heeft. Ook dient de partij die een activiteit plant het publiek in de gebieden, die het effect mogelijk raakt, de gelegenheid te bieden deel te nemen aan de milieu-effectrapportageprocedures ten aanzien van de voorgenomen activiteit. Hierbij dient de gelegenheid die wordt geboden aan het publiek van een andere partij gelijkwaardig te zijn aan die welke wordt geboden aan het eigen publiek (art. 2).

Artikel 3 van het Verdrag ziet op kennisgeving ten aanzien van relevante activiteiten. Artikel 4 geeft richtlijnen aan waaraan de milieu-effectrapportage dient te voldoen. Deze zijn nader uitgewerkt in Aanhangsel II bij het Verdrag. Nadat een milieu-effectrapport is opgesteld dienen partijen overleg te voeren op basis van dit rapport (art. 5). Artikel 6 bepaalt dat de partijen er zorg voor dragen dat bij het nemen van het definitieve besluit over de voorgenomen activiteit gepast rekening wordt gehouden met het resultaat van de milieu-effectrapportage. Artikel 7 voorziet in de mogelijkheid van evaluatie van activiteiten. Deze evaluatie, waarom ieder betrokken partij kan verzoeken, behelst met name toezicht op activiteiten en de vaststelling van eventuele nadelige grensoverschrijdende effecten. Wanneer een van de betrokken partijen tot de slotsom komt dat er sprake is van een belangrijk nadelig grensoverschrijdend effect of dat factoren aan het licht zijn gekomen die tot een dergelijk effect kunnen leiden, deelt deze dit onmiddellijk mee aan de andere betrokken partij. De partijen dienen vervolgens overleg te plegen over de nodige maatregelen om dat effect te beperken of uit te sluiten.

In 2001 zijn wijzigingen van het Verdrag overeengekomen die verduidelijken dat het publiek dat mag deelnemen aan de procedures uit hoofde van het Verdrag mede het maatschappelijk middenveld omvat en, in het bijzonder, niet-gouvernementele organisaties. Tevens is een wijziging overeengekomen die het mogelijk maakt voor staten buiten de VN/ECE-regio om partij bij het verdrag te worden. In 2004 zijn nogmaals wijzigingen van het verdrag overeengekomen die onder andere een bepaling (artikel 14bis) toevoegen over toetsing van de naleving van het verdrag. Daarnaast is de lijst met activiteiten in Aanhangsel I herzien. Nederland heeft deze wijzigingen op 14 april 2009 geratificeerd. De wijzigingen zijn nog niet in werking getreden.

In 2003 is een Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het Espoo-Verdrag aangenomen. Dit Protocol, dat nog niet in werking is getreden, vereist van partijen dat zij de milieueffecten van hun officiële plannen en programma’s evalueren. Deze strategische milieubeoordeling zal veel eerder in het besluitvormingsproces plaatsvinden dan milieu-effectrapportage op projectniveau. Het wordt daarom gemeend dat het Protocol een sleutelrol kan vervullen bij duurzame ontwikkeling. Het Protocol voorziet tevens in de mogelijkheid van een brede deelname van het publiek bij relevante besluitvormingsprocedures van de overheid.

(Bron: Noordzeeloket.nl)


Documenten Noordzeeloket

Overheid.nl