Vogelrichtlijn

De Vogelrichtlijn heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het EG-verdrag van toepassing is en bevat bepalingen met betrekking tot de bescherming van vogelsoorten en hun leefgebieden.

De richtlijn is van toepassing op het grondgebied van de lidstaten, hetgeen in ieder geval de territoriale zee omvat. Ten aanzien van de Habitatrichtlijn hebben de Commissie van de Europese Gemeenschappen en het Hof van Justitie gesteld dat de richtlijn mede van toepassing is in de EEZ voorzover de bevoegdheid van de lidstaten zich uitstrekt over deze zone. Deze opstelling maakt het aannemelijk dat Commissie en Hof een soortgelijk standpunt (zullen) innemen ten aanzien van de Vogelrichtlijn. Nederlandse regelgeving die beoogt de Vogelrichtlijn te implementeren is in het algemeen niet van toepassing voorbij de territoriale zee.

De richtlijn betreft de bescherming, het beheer en de regulering van bovengenoemde soorten en stelt regels voor de exploitatie daarvan. De materiële verplichtingen van de richtlijn komen in grote lijnen overeen met het Verdrag van Bern. De Vogelrichtlijn verplicht de lidstaten tot het nemen van alle nodige maatregelen om de populatie van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij zij tevens rekening houden met economische en recreatieve eisen. De door de lidstaten te nemen maatregelen dienen onder andere betrekking te hebben op de instelling van beschermingszones en onderhoud en ruimtelijke ordening van leefgebieden van deze soorten overeenkomstig de ecologische eisen van dergelijke gebieden binnen en buiten de beschermingzones.

Naast deze voor alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten binnen de EU geldende verplichtingen, stelt de richtlijn nadere regels ten aanzien van de soorten opgenomen in Bijlage I. Voor deze soorten, en voor niet in deze Bijlage genoemde, maar geregeld voorkomende trekvogels worden speciale beschermingsmaatregelen getroffen. De lidstaten wijzen met name de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte gebieden als speciale beschermingszones aan, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming die deze soorten behoeven in de geografische zee - en landzone waar deze richtlijn van toepassing is. Met het oog op trekvogels dienen de lidstaten bijzondere aandacht aan de bescherming van watergebieden en in het bijzonder aan de watergebieden van internationale betekenis te besteden.

De Vogelrichtlijn draagt de EU-lidstaten op om met betrekking tot alle van nature voorkomende vogelsoorten een aantal verboden in te stellen, waaronder op het doden en vangen van vogels. De richtlijn bevat een vrij uitgebreid stelsel van uitzonderingen op deze verboden. Zo is onder meer bepaald dat op de in Bijlage II vermelde soorten, vanwege hun populatieniveau, hun geografische verspreiding en de omvang van hun voortplanting in de hele Gemeenschap of specifieke lidstaten mag worden gejaagd volgens de bepalingen van de nationale jachtwetgeving. De lidstaten zien erop toe dat de jacht op deze soorten de pogingen tot instandhouding die in hun verspreidingsgebied worden ondernomen, niet in gevaar brengt.

De Vogelrichtlijn is door Nederland geïmplementeerd door middel van de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming).

(Bron: Noordzeeloket.nl)


Documenten Noordzeeloket