Kaderrichtlijn mariene strategie
De Kaderrichtlijn mariene strategie is ontwikkeld in navolging van de thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu die op 24 oktober 2005 door de Europese Commissie is gepresenteerd. Deze strategie heeft tot doel “Europa’s zeeën en oceanen te beschermen en te herstellen en ervoor te zorgen dat de door de mens ontplooide activiteiten een duurzaam karakter hebben, zodat de huidige en toekomstige generaties kunnen genieten en profiteren van veilige, schone, gezonde en productieve zeeën en oceanen met een rijke biologische diversiteit en dynamiek”. De Kaderrichtlijn mariene strategie is nadrukkelijk bedoeld als het juridische kader om het bovenstaande doel te bereiken en als milieupijler van het bredere maritieme beleid van de EU.
De Kaderrichtlijn mariene strategie stelt een juridisch kader vast voor de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de voorkoming van de verslechtering ervan, en, waar uitvoerbaar, het herstel van dat milieu in de gebieden waar het schade heeft geleden. Daarnaast is het gericht op het voorkomen, verminderen en elimineren van verontreiniging. Het uiteindelijke doel is het bereiken of behouden van een “goede milieutoestand van het mariene milieu” uiterlijk in het jaar 2020 (artikel 1). Een “goede milieutoestand” is in algemene zin in de richtlijn omschreven (artikel 3 lid 5), maar wordt uiteindelijk bepaald op het niveau van de mariene regio of subregio op basis van “kwalitatief beschrijvende elementen” (opgenomen in bijlage I).
Het toepassingsgebied van de Kaderrichtlijn mariene strategie strekt zich uit tot alle “mariene wateren” (artikel 2). Daaronder zijn alle zeegebieden begrepen die onder de soevereiniteit of rechtsmacht van de lidstaten vallen. Hieronder vallen dus alle maritieme zones van Nederland. Kustwateren waarop de Kaderrichtlijn water van toepassing is vallen ook onder de werkingssfeer van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie “voor zover bijzondere aspecten van de milieutoestand van het mariene milieu nog niet zijn behandeld in [de Kaderrichtlijn water] of andere communautaire regelgeving” (artikel 3 lid 1). De Kaderrichtlijn mariene strategie sluit dus nauw aan bij de Kaderrichtlijn water die is gericht op het beheer van stroomgebieden, inclusief kustwateren tot 1 zeemijl.
De kern van de Kaderrichtlijn mariene strategie wordt gevormd door de verplichting voor de lidstaten om mariene strategieën vast te stellen met betrekking tot de onder hun soevereiniteit of rechtsmacht vallende wateren voor de betreffende mariene regio of subregio (artikel 5 lid 1). Voor Nederland is dat de subregio Noordzee als onderdeel van het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan (artikel 4). In de mariene strategieën dient een “ecosysteemgerichte benadering op het beheer van menselijke activiteiten” te worden toegepast en dient bovendien “het duurzaam gebruik van mariene goederen en diensten door de huidige en toekomstige generaties” mogelijk te worden gemaakt (artikel 1(3)).
De Kaderrichtlijn mariene strategie omschrijft vervolgens de elementen waaruit de mariene strategieen dienen te bestaan met bijbehorende deadlines (artikelen 5, 8-11 en 13). Het gaat daarbij om de volgende elementen en deadlines:
- Een initiële beoordeling van de mariene wateren waarin de huidige milieutoestand wordt vastgelegd (2012);
- Een omschrijving van de goede milieutoestand van de betrokken wateren (2012);
- De vaststelling van een reeks milieudoelen en daarmee samenhangende indicatoren (2012);
- De vaststelling en uitvoering van een monitoringprogramma voor voortgaande beoordeling en periodieke actualisering van de doelen (2014);
- De ontwikkeling (2015) en toepassing (2016) van programma’s van maatregelen die het bereiken of behouden van een goede milieutoestand mogelijk maken.
De uitkomsten van bovenstaande elementen dienen te worden gemeld aan de Europese Commissie die beoordeelt of ze in overeenstemming zijn met de eisen uit de richtlijn. De Commissie dient de lidstaten daarover te informeren en kan ze advies geven over eventuele benodigde wijzigingen (artikelen 12 en 16). De lidstaten dienen daarnaast de bevoegde instanties voor de uitvoering van de richtlijn aan te wijzen (2010) en dit te melden aan de Commissie (2011) (artikel 7).
Aangezien de goede milieutoestand uiteindelijk bereikt moet worden op het niveau van de regio of subregio is samenwerking tussen de betrokken lidstaten en (eventuele) derde landen van essentieel belang. De Kaderrichtlijn mariene strategie vereist dan ook dat lidstaten in de betreffende mariene regio of subregio samenwerken om de voor het bereiken van de doelstellingen van de richtlijn noodzakelijke maatregelen en de verschillende elementen van de mariene strategieën te coördineren (artikel 5 lid 2). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren en regionale zeeverdragen die ook kunnen dienen voor de vereiste coördinatie met derde staten (artikel 6). Voor de Noordzee is dit met name het OSPAR Verdrag.
De Kaderrichtlijn mariene strategie bevat een aantal uitzonderingen waarop lidstaten zich kunnen beroepen wanneer niet in alle opzichten aan de richtlijn kan worden voldaan. Het kan daarbij gaan om (het uitblijven van) maatregelen waarvoor de lidstaat niet verantwoordelijk is; natuurlijke oorzaken; overmacht; redenen van dwingend openbaar belang; en natuurlijke omstandigheden (artikel 14 lid 1). Daarnaast is er een uitzondering voor het ontwikkelen van (bepaalde) elementen van de mariene strategieën in situaties waarbij er geen significant risico is voor het mariene milieu of wanneer de kosten onevenredig zijn, onder de voorwaarde dat er geen verdere achteruitgang is (artikel 14 lid 4).
De Kaderrichtlijn mariene strategie voorziet in een aparte procedure die door de lidstaten gehanteerd dient te worden om de Commissie te informeren over een probleem dat gevolgen heeft voor de milieutoestand van zijn mariene wateren en dat niet door middel van op nationaal niveau getroffen maatregelen kan worden aangepakt of verband houdt met ander communautair beleid (zoals het gemeenschappelijke visserijbeleid) of met een internationale overeenkomst (artikel 15 lid 1). Daarbij dient de lidstaat passende aanbevelingen te doen wanneer actie door de communautaire instellingen is vereist. De Commissie wordt geacht daarop te reageren en een voorstel te doen aan het Europees Parlement en de Raad (artikel 15 lid 2).
De Kaderrichtlijn mariene strategie bevat verschillende bepalingen om de afstemming met andere Europese regelgeving te verzekeren. Daarbij gaat het onder andere om de Kaderrichtlijn water. Daarnaast bestaat er een nauw verband tussen de Kaderrichtlijn mariene strategie en de Vogel- en Habitatrichtlijn. De bescherming van mariene soorten en habitats die onder de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen vormt een belangrijke bijdrage aan de uiteindelijk te bereiken of behouden goede milieutoestand (artikelen 3 lid 5 en 9 lid 1). Gebiedsgerichte maatregelen die lidstaten op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten nemen zullen een integraal deel vormen van de ruimtelijke beschermingsmaatregelen die zij onder de Kaderrichtlijn mariene strategie moeten vaststellen (artikel 13 lid 4).
De afstemming tussen de Kaderrichtlijn mariene strategie en terreinen waar de Gemeenschap exclusief bevoegd is, in het bijzonder de visserij, is niet in detail geregeld. De Kaderrichtlijn bevat een aantal relevante verplichtingen voor de Commissie, waaronder het doen van voorstellen op verzoek van de lidstaten op basis van de reeds genoemde procedure indien actie door de communautaire instellingen is vereist en een verplichting om een samenvattend verslag uit te brengen van “de bijdrage die door ander communautair beleid ter zake tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de [Kaderrichtlijn mariene strategie] wordt geleverd” (artikel 20 lid 3).
De Kaderrichtlijn mariene strategie zal door Nederland worden geïmplementeerd via de Waterregeling die is gebaseerd op de Waterwet.
(Bron: Noordzeeloket.nl)