Regionaal waterplan

Het Regionaal waterplan legt het volgende vast:

  • de hoofdlijnen van het in de provincie te voeren waterbeleid (regionale oppervlaktewateren en het grondwater), en
  • de daartoe behorende aspecten van het provinciale ruimtelijke beleid.

De plancyclus is zes jaar en de plannen en het daarbij behorende maatregelenprogramma zijn op 22 december 2009 voor het eerst vastgesteld. De 2e generatie regionale waterplannen loopt van 2016 tot 2021. De regionale waterplannen vormen samen met het Nationaal waterplan en de beheerplannen van Rijkswaterstaat en de waterschappen, het planstelsel.

De gemeente is géén waterbeheerder in de zin van de Waterwet. In de wet is dan ook geen gemeentelijke planfiguur voorgeschreven. In het gemeentelijk rioleringsplan (op grond van art. 4.22 e.v. Wet milieubeheer) is opgenomen hoe de gemeente invulling geeft aan haar zorgplichten. Dit zijn zorgplichten op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater (zie art. 3.5 en 3.6 Waterwet).

Op provinciaal niveau stellen Provinciale Staten de regionale waterplannen vast. Vroeger kenden we het 'provinciaal waterhuishoudingsplan'. Om beter aan te sluiten bij de stroomgebiedgedachte van de KRW is de naam veranderd. Hierdoor komt tot uitdrukking dat een regionaal waterplan zich niet hoeft te beperken tot het grondgebied van één provincie. Of dat er verschillende regionale waterplannen geldend kunnen zijn binnen één provincie.

Het Regionaal waterplan legt de hoofdlijnen vast van het in de provincie te voeren waterbeleid (regionale oppervlaktewateren en het grondwater) en de daartoe behorende aspecten van het provinciale ruimtelijke beleid. Wat de hoofdlijnen zijn staat omschreven in het 2e lid van artikel 4.4 Waterwet. Provincies leggen de 'strategische doelen', het beleidskader, vast. In de waterbeheerplannen van de waterschappen worden de voorwaarden voor uitvoering daarvan opgenomen.

Het Regionaal waterplan is voor de ruimtelijke aspecten ook een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 4.4, 1e lid Waterwet). Hiermee wordt, net als bij het Nationaal waterplan, invulling gegeven aan de gewenste betere samenhang tussen water en ruimtelijke ordening. Zo kan ook op provinciaal niveau het Wro-instrumentarium ingezet worden om de doelen uit het Regionaal waterplan te halen.

Naast het strategisch beleid heeft het Regionaal waterplan ook deels een operationeel karakter. Provincies zijn ook bevoegd voor grondwateronttrekkingen en hiermee verband houdende infiltraties voor de openbare drinkwatervoorziening, bodemenergiesystemen en industriële onttrekkingen > 150.000 m3/jaar. Het Regionaal waterplan geeft aan hoe invulling gegeven wordt aan deze bevoegdheid, kortom, welk (operationeel) beheer daarvoor gevoerd wordt. Het Regionaal waterplan vormt verder vooral het kader voor de beheerplannen van de waterschappen.

Tot slot is van belang dat de regionale waterplannen de oppervlaktewaterlichamen aanwijzen natuurlijk, kunstmatig of sterk veranderd, volgens de Kaderrichtlijn Water.

De voorbereidingsprocedure van het Regionaal Waterplan is opgenomen in de provinciale waterverordening of, in sommige provincies, de integrale omgevingsverordening. Hierin staan eisen over de voorbereiding, vormgeving en inrichting van het Regionaal waterplan.


Zie Helpdesk Water