Gebruik maken van een waterstaatswerk

Voor het gebruik maken van een waterstaatswerk (een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of kunstwerk zoals een sluis) kan een watervergunning vereist zijn. Voor de waterstaatswerken in beheer bij het Rijk is dat geregeld in het Waterbesluit en de Waterregeling. Voor regionale waterstaatswerken staan de regels in de keur (en eventuele algemene regels op grond van de keur) van het waterschap.

Op deze pagina is informatie te vinden over handelingen, ingrepen of wijzigen van de volgende waterstaatwerken:

Ook de zorgplicht en algemene regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken komen aan bod.

Rijkswateren

Voor het maken of behouden van werken, het plaatsen van vaste substanties of voorwerpen en het uitvoeren van werkzaamheden op of in rijkswateren, anders dan in overeenstemming met de functie, is een watervergunning vereist. Met de toevoeging "anders dan in overeenstemming met de functie" wordt geregeld dat het varen op een vaarweg of het zwemmen in zwemwater niet vergunningplichtig is. Deze toevoeging moet maar vrij beperkt geïnterpreteerd worden. Het maken van een laad- en losplaats voor schepen is bijvoorbeeld wel vergunningplichtig, ook als dit water de functie scheepvaart heeft.

Op de vergunningplicht bestaat een flink aantal uitzonderingen (zie artikel 6.12 Waterbesluit). De volgende handelingen zijn niet vergunningplichtig:

  • het bouwen van bouwwerken, voor zover de oppervlakte daarvan niet meer dan 30 m2 bedraagt;
  • het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding
  • het uitvoeren van onderhoud, aanleg, wijziging of overig gebruik van waterstaatswerken door of in opdracht van de beheerder
  • het maken van werken om oeverafslag tegen te gaan
  • het permanent afmeren van woonschepen of andere drijvende objecten in andere rijkswateren dan de grote rivieren
  • ontgrondingen
  • Aangewezen activiteiten in de waterregeling die van ondergeschikt belang zijn voor de veilige en doelmatige functievervulling van het oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk (artikel 6.11 Waterregeling)

Deze niet-vergunningplichtige activiteiten zijn in het algemeen wel meldingsplichtig op grond van artikel 6.14 van de Waterregeling.

Noordzee

Op de Noordzee is een vergunning vereist voor de volgende handelingen:

  • ophoging of verharding van de bodem of landaanwinning
  • (zand)suppleties of andere handelingen die een landwaartse verplaatsing van de kustlijn tot gevolg kunnen hebben, anders dan in opdracht van de minister
  • installaties, kabels of leidingen aanbrengen en behouden
  • bouwen

Op deze vergunningplicht bestaan de volgende uitzonderingen:

  • het uitvoeren van onderhoud, aanleg, wijziging of overig gebruik van waterstaatswerken door of in opdracht van de beheerder
  • in artikel 6.12 van de Waterregeling genoemde activiteiten van ondergeschikt belang

Waterkeringen in beheer bij het Rijk

Voor waterkeringen geldt een ruime vergunningplicht. Het maken of behouden van werken en het storten, plaatsen, neerleggen en laten staan of liggen van vaste substanties of voorwerpen is in alle gevallen vergunningplichtig, met uitzondering van wijziging, aanleg, onderhoud of overig gebruik van waterkeringen door of in opdracht van de beheerder.

Activiteiten van ondergeschikt belang kunnen worden vrijgesteld van de vergunningplicht door aanwijzing in de Waterregeling. Het gaat hierbij om activiteiten die vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur naar het oordeel van de beheerder geen nadelige invloed hebben op het waterstaatkundig beheer (artikel 6.12a Waterregeling).

Zorgplicht en algemene regels

Als het gebruik van rijkswaterstaatswerken niet vergunningplichtig is, geldt er wel een zorgplicht. Deze algemene zorgplicht is vastgelegd in artikel 6.15 Waterbesluit. De zorgplicht houdt in dat handelingen zo moeten worden uitgevoerd dat:

  • er geen vermijdbare nadelige gevolgen optreden voor het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig de daaraan toegekende functies, voor de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam en voor het kustfundament
  • er geen feitelijke belemmering optreedt voor vergroting van de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam, en
  • de waterstandsverhoging of afname van het bergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het gebruik zo klein mogelijk moet zijn of gecompenseerd moet worden

In artikel 6.8 tot en met 6.10 en van de Waterregeling is deze zorgplicht verder uitgewerkt in algemene regels. Voorbeelden van die algemene regels zijn:

  • de stabiliteit van oeverconstructies mag niet in gevaar worden gebracht
  • zichtlijnen voor de scheepvaart mogen niet worden gehinderd.

Voor bepaalde aspecten van het gebruik kan de minister maatwerkvoorschriften stellen, ter specificatie van de algemene regels. Zo is het mogelijk om bij maatwerkvoorschrift te bepalen in welke periode werkzaamheden worden uitgevoerd, of dat het mogelijk moet zijn om het werk te verplaatsen door hoogwater.

Vrijgestelde gebieden

Bepaalde delen van de rijkswateren zijn niet relevant voor de bergings- of afvoercapaciteit, maar worden wel intensief gebruikt. Voorbeelden zijn de dorpen langs de Maas en het Rotterdamse havengebied. Voor deze gebieden is het ongewenst om de vergunningplicht en de algemene regels voor het gebruik van het waterstaatswerk te laten gelden. Artikel 6.16 Waterbesluit bepaalt daarom dat de regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken niet van toepassing zijn in de gebieden die zijn opgenomen op de kaarten van bijlage IV van het besluit.

In die gebieden wordt het gebruik op grond van de Waterwet aan geen enkele beperking onderworpen. De zorgplicht is daar ook niet van toepassing. Het blijven wel waterstaatswerken en dat betekent dat de gedoogplichten van paragraaf 5.4 van de Waterwet er wel opgelegd kunnen worden.

Regionale waterstaatswerken

In de keur (een verordening) van het waterschap staan regels over het gebruik van regionale waterstaatswerken. Elk waterschap heeft zijn eigen keur, dus de regels verschillen of kunnen verschillen per waterschap.

In de modelkeur 2013 is afgestapt van de specifieke omschrijving van vergunningplichtige handelingen, maar is een algemene vergunningplicht opgenomen die vergelijkbaar is met die van art. 6.12 Waterbesluit. De uitzonderingen op de vergunningplicht staan in de algemene regels op grond van de keur. De Unie heeft een uitgebreide set van model algemene regels (Keurkwartet algemene regels 2013) opgesteld. Waterschappen kunnen deze regels toepassen en zo nodig aanpassen. Afhankelijk van de situatie in hun beheergebied

Naast de modelkeur 2013 en het model Keurkwartet algemene regels 2013 is door de Unie van Waterschappen een model beleidsregels (Keurkwartet beleidsregels 2013), een richtlijn legger waterkeringen 2013 en een richtlijn legger oppervlaktewaterlichamen opgesteld.

Voor de keur van de individuele waterschappen, met een specificatie van de regionaal geldende vergunning- en/of meldplicht, wordt verwezen naar de websites van de waterschappen.