Toetsingskader watervergunning lozingen

Lozingen op oppervlaktewater zonder watervergunning zijn verboden (artikel 6.2 Waterwet). Behalve als een AMvB vrijstelling geeft van dit verbod. Wanneer er geen vrijstelling is, heeft iedereen die wil lozen een vergunning nodig van de waterkwaliteitsbeheerder. De waterkwaliteitsbeheerder beoordeelt de aanvraag om te mogen lozen op verschillende elementen.

Bij het beslissen op de aanvraag toetst de vergunningverlener de lozing aan de doelstellingen van de Waterwet. Ook het milieuhygiënische toetsingskader uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt hierbij. De vergunningverlener legt hiermee de basis voor de overwegingen om de lozing wel of niet te vergunnen.

Inhoud

Doelstellingen van de Waterwet

Het bevoegd gezag beoordeelt of een lozing op oppervlaktewater verenigbaar is met de doelstellingen van de Waterwet. Deze staan in artikel 2.1 van de Waterwet. Dit zijn:

  1. het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast of waterschaarste
  2. het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van de watersystemen, en
  3. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen

Voor de beoordeling van een lozing zijn meestal de tweede en de derde doelstelling belangrijk. Een voorbeeld van een maatschappelijke functie is de drinkwatervoorziening. Aan deze doelstellingen geeft het bevoegd gezag verder invulling in de verschillende water(beheer)plannen:

Provincies en waterschappen kunnen in hun water(beheer)plannen een (aanvullend) toetsingskader waterkwaliteit opnemen. Rijkswaterstaat heeft dit geregeld in het BPRW.

Milieuhygiënisch toetsingskader

Bij het beoordelen van een aanvraag voor een lozing moet de vergunningverlener niet alleen de doelstellingen van de Waterwet meenemen. Ook geldt het milieuhygiënisch toetsingskader van artikel 2.14 lid 1 sub c onder 1 Wabo. Artikel 6.26, lid 1 aanhef en onder a van de Waterwet verwijst hiernaar. Dit betekent dat bij de beslissing op een (vergunning)aanvraag het bevoegd gezag in ieder geval betrekt ('in acht neemt'):

  • de bestaande toestand van het milieu
  • de gevolgen voor het milieu, ook in hun onderlinge samenhang bekeken, die de handeling (bijvoorbeeld lozing) kan veroorzaken
  • de relevante, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu en
  • de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de handeling (bijvoorbeeld lozing) kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen

Volgens het laatste punt houdt het bevoegd gezag rekening met de voorkeursvolgorde voor de verwerking van afvalwater (zie artikel 10.29a van de Wet milieubeheer). Ook moet het bevoegd gezag ervoor zorgen dat de aanvrager van de lozing in ieder geval de beste beschikbare technieken (BBT) toepast. In de Regeling omgevingsrecht staan zogenoemde informatie documenten (ook wel 'BBT-documenten' genoemd). Deze geven aan hoe bovenstaande elementen bij de beoordeling betrokken moeten worden. Dit zijn onder andere de Algemene BeoordelingsMethodiek 2016 (ABM) en het Handboek Immissietoets 2016. Met beide documenten moet het bevoegd gezag rekening houden bij de beoordeling van vergunningplichtige lozingen. Dat geldt ook bij het beoordelen van meldingen voor activiteiten die onder algemene regels vallen.

Toetsingskader waterkwaliteit

De waterbeheerder moet bij het verlenen van een watervergunning rekening houden met de waterkwaliteitsdoelen. Bij vergunningverlening toetst de waterbeheerder aan de Krw-eisen op verschillende elementen. De vergunningverlener toetst enerzijds aan de bepalingen uit artikel 6.21 van de Waterwet. Anderzijds aan de water(beheer)plannen. Hoe deze gecombineerde toetsing plaatsvindt staat op de pagina over het toetsingskader vergunningverlening waterkwaliteit.

Aanvullend toetsingskader riolering

Bij een lozing op de riolering heeft de lozer een 'zorgplicht'. De lozer is verantwoordelijk voor eventuele gevolgen van zijn lozing op het riool. Het afvalwater mag geen schade veroorzaken aan het riool en de RWZI. Hiervoor gelden vaak algemene lozingsregels. De vergunningverlener toetst of de lozing aan deze algemene lozingsregel kan voldoen. Vervolgens kan het bevoegd gezag via maatwerk een nader voorschrift opleggen. Op de pagina over zorgplicht voor afvalwater vanuit algemene lozingsregels leggen wij dit verder uit.