Schadevergoeding aan derden

In paragraaf 3 van hoofdstuk 7 van de Waterwet is een algemene schadevergoedingsregeling opgenomen. Ieder die schade lijdt ten gevolge van de rechtmatige uitoefening van bevoegdheden in het waterbeheer kan een verzoek om schadevergoeding indienen bij het betrokken bestuursorgaan.

Algemene regeling schadevergoeding

De schade kan het gevolg zijn van zowel besluiten (zoals vergunningen of peilbesluiten) als feitelijke handelingen (zoals de aanleg van een waterstaatswerk).

Voordat er recht op schadevergoeding bestaat, moet wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:

  • De schade moet voortvloeien uit de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer. Schade voor onrechtmatig overheidshandelen wordt vergoed via een actie uit onrechtmatige daad op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek.
  • De schade moet het gevolg zijn van de uitoefening van de taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer. De schadevergoedingsregeling heeft dus een ruimere reikwijdte dan de Waterwet alleen, maar is ook van toepassing op schade als gevolg van uitoefening van een taak of bevoegdheid op grond van de Waterschapswet.
  • De schade behoort niet of niet geheel voor rekening van de gedupeerde te blijven. Dit is een uitwerking van het zogeheten égalité-beginsel: de lasten van een besluit dienen door de overheid evenredig over de samenleving te worden verdeeld. Schade die, in vergelijking met andere burgers, onevenredig zwaar op iemand drukt, wordt vergoed. Bij de vraag of schade onevenredig is, wordt onder andere gekeken of de schade op een beperkte groep burgers of instellingen drukt en of de schade uitstijgt boven het ‘normaal maatschappelijk risico'.
  • De vergoeding is niet of niet voldoende anderszins verzekerd (bijvoorbeeld door aankoop of onteigening van het betreffende perceel).

Schadevergoeding is niet aan de orde als er sprake is van ‘risicoaanvaarding'. Hiervan is sprake als de betrokkene rekening had moeten houden met de kans dat er een ongunstig besluit zou worden genomen (actieve risicoaanvaarding). Ook als de betrokkene een gunstig regime van voorschriften of beleid voorbij heeft laten gaan zonder dat hij daar gebruik van heeft gemaakt (passieve risicoaanvaarding), heeft hij bij wijziging van dat regime geen recht op schadevergoeding.

Een verzoek om schadevergoeding bevat een motivering en een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde schadevergoeding. Voor het verzoek geldt een verjaringstermijn van vijf jaar nadat de schade zich heeft geopenbaard, dan wel nadat de betrokkene redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schadeveroorzakende gebeurtenis. De mogelijkheid om een verzoek in te dienen verjaart in ieder geval twintig jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis. Tegen het besluit tot vergoeding van schade staat, conform de hoofdregel van de Awb, beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Schadevergoeding bij wateroverlast en overstroming

Schade door wateroverlast of overstromingen die het gevolg is van de verlegging van een waterkering of van andere maatregelen, gericht op het vergroten van de afvoer- of bergingscapaciteit van watersystemen, vallen ook onder de algemene schadevergoedingsregeling van de Waterwet artikel 7.15. Deze bepaling sluit aan op de duldplicht voor wateroverlast en overstromingen als gevolg van de afvoer of tijdelijke berging oppervlaktewater.

Bij schade die het gevolg is van de toepassing van gedoogplichten is volledige schadevergoeding niet vanzelfsprekend. Desondanks is het uitgangspunt van de schadevergoedingsregeling in de Waterwet dat volledige schadevergoeding wel mogelijk is. De waterbeheerder kan dus besluiten om de schade volledig te vergoeden, als de berging van water tot gevolg heeft dat een onroerende zaak wordt aangetast. Een voorbeeld van aantasting is het toebrengen van structuurschade aan gronden, in de vorm van verdichting of verslemping van de grond of een verstoorde bodemopbouw.

Artikel 7.16 Waterwet bepaalt dat de planschaderegeling van de Wet ruimtelijke ordening niet van toepassing is in gevallen dat zowel op grond van artikel 6.1 Wro , als op grond van artikel 7.14 Waterwet om schadevergoeding kan worden gevraagd. Dit voorkomt dat zowel via de Wro (planschade vanwege het aanwijzen van een gebied als bergingsgebied), als via de Waterwet om schadevergoeding wordt verzocht. Het verzoek wordt volledig op grond van de Waterwet beoordeeld, dus ook als de schade alleen gelegen is in de aanwijzing van een gebied als bergingsgebied in een bestemmingsplan.

Schadevergoeding bij grondwateronttrekkingen

In artikel 7.18 Waterwet en verder is de oude regeling van de Grondwaterwet voor schadevergoeding bij grondwateronttrekkingen overgenomen. Volgens deze artikelen is de houder van een watervergunning voor het onttrekken van grondwater verplicht om schadelijke gevolgen van de onttrekking zoveel mogelijk te voorkomen en zo nodig te compenseren, voor zover dit redelijkerwijs van hem gevergd kan worden. De algemene regeling van schadevergoeding voor rechtmatig overheidshandelen in paragraaf 3 van hoofdstuk 7 Waterwet is hierop dus niet van toepassing.

De schadevergoeding wordt uitgekeerd aan een ieder die enig recht heeft op het gebruik of het genot van de onroerende zaak, zoals een huurder of eigenaar. Als de eigenaar meent dat het belang van de onroerende zaak voor hem door de grondwateronttrekking te gering is geworden, kan hij van de vergunninghouder eisen dat deze de zaak van hem koopt. Dit kan hij ook eisen nadat hij schadevergoeding van de vergunninghouders heeft ontvangen, al zal het ontvangen van schadevergoeding wel van invloed zijn op de verkoopprijs. Vorderingen op grond van artikel 7.18 Waterwet staan ter kennisneming bij rechtbank binnen wier rechtsgebied de onroerende zaak of het grootste gedeelte daarvan ligt.

Artikel 7.19 Waterwet biedt benadeelden de mogelijkheid om Gedeputeerde Staten te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of schade is veroorzaakt door één of meer vergunde onttrekkingen. Indien niet duidelijk is door welke onttrekking de schade is veroorzaakt, besluiten Gedeputeerde Staten over de toe te kennen schadevergoeding. In dit geval dient de benadeelde afstand te doen van de rechten die hij op derden mocht kunnen doen gelden.