Waterkwaliteit

De milieukwaliteitsnormen geven invulling aan het effectgerichte beleid dat gericht is op het bereiken van een goede kwaliteit van waterlichamen. Dit staat ook beschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn schrijft voor dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. Onder bepaalde voorwaarden kan dit ijkpunt 6 of zelfs 12 jaar worden uitgesteld (‘fasering'). Als er een goede motivatie is kan er ook doelverlaging plaatsvinden.

Beleid

Ter bescherming en verbetering van de waterkwaliteit worden in het preventieve beleid maatregelen ingezet op zowel puntbronnen als diffuse bronnen. Dit gebeurt op basis van twee elkaar aanvullende beleidskaders:

  1. Een algemeen beleidskader dat van toepassing is voor alle wateren en dat bestaat uit twee sporen: het verplicht toepassen van de 'beste beschikbare technieken' (bbt), en waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen (bbt+), met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit.
  2. Een aanvullend beleidskader dat zich specifiek en via een planmatige aanpak op de toestand van waterlichamen richt, ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water.

Naast deze twee sporen wordt ook in het ruimtelijk spoor aandacht gegeven aan de waterkwaliteit. Vooral bij invulling van het zogenoemde watertoetsproces.

Normstelling

Normen voor de chemische en ecologische kwaliteit worden vastgesteld volgens hoofdstuk 5 Wet milieubeheer (Wm), waarin de milieukwaliteitseisen zijn geregeld. Dit is in overeenstemming met het stelsel van milieudoelstellingen, zoals opgenomen in artikel 4 KRW (zie artikel 2.10 Waterwet). Voor oppervlaktewaterlichamen gaat het om het bereiken van een goede chemische en ecologische toestand, voor grondwaterlichamen gelden voor kwaliteit, alleen chemische doelstellingen.

Hoofdstuk 5 Wet Milieubeheer (Wm) is de basis voor het vaststellen van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Bkmw 2009). Deze AMvB bevat de milieukwaliteitsnormen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de op deze richtlijn gebaseerde Grondwaterrichtlijn (Richtlijn 2006/118/EG) en de Richtlijn Prioritaire Stoffen (Richtlijn 2013/39/EG). De milieukwaliteitsnormen geven invulling aan het effectgerichte beleid, gericht op goede kwaliteit van waterlichamen.

Verder zijn er milieudoelstellingen die invulling geven aan het brongerichte beleid, zoals het tegengaan en beperken van lozingen, emissies en verliezen van verontreinigende stoffen. De KRW bepaalt onder meer dat in 2015 voor alle oppervlakte- en grondwaterlichamen in principe een ‘goede oppervlaktewatertoestand' respectievelijk ‘goede grondwatertoestand' moet worden bereikt. Afwijken in tijd (beroep doen op fasering van maatregelen) en/of ambitie (lees: een lager doel vaststellen) van 2015 is alleen onder strikte voorwaarden en met een goede motivering mogelijk.