Gevolgen voor besluiten op grond van de Waterwet

De milieukwaliteitseisen uit het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Bkmw 2009) zijn niet gekoppeld aan bijvoorbeeld het besluit tot het verlenen van een watervergunning. Maar een waterbeheerder moet bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden op grond van de Waterwet toch rekening houden met de chemische en ecologische doelstellingen.

Rekening houden met

Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden moet de waterbeheerder rekening houden met de doelen van de Waterwet. Eén van deze doelstellingen is het bevorderen en beschermen van de chemische en ecologische kwaliteit van het (oppervlakte)water (de Kaderrichtlijn water-doelstellingen). Bovendien dient een bestuursorgaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bij het nemen van besluiten rekening te houden met zijn eigen beleid, waaronder dus ook de waterplannen.

Toetsingskader voor rijkswateren

Voor rijkswateren is in het Beheerplan voor de rijkswateren (BPRW) 2016-2021 een toetsingskader voor individuele besluiten opgenomen. Dit toetsingskader regelt dat de KRW-doelstellingen, zoals die zijn vastgelegd in het plan, in veel gevallen toch betrokken moeten worden bij het vaststellen van watervergunningen, projectplannen en andere besluiten op grond van de Waterwet. Dit toetsingskader is sinds 22 december 2009 in werking, daarom moet hier bij de afhandeling van alle aanvragen van watervergunningen die op of na 22 december 2009 zijn ingediend rekening mee worden gehouden.

Toetsingskader waterschappen

Voor de waterschappen geldt op grond van het NWP (Nationaal waterplan) een vergelijkbaar toetsingskader. Zie verder de toetsingskaders waterkwaliteit op de website van Helpdeskwater.

Doel toetsingskader

Volgens deze toetsingskaders moet de waterbeheerder bij elk besluit dat hij neemt op grond van de Waterwet, waarbij een nieuwe activiteit of uitbreiding van een bestaande activiteit wordt toegestaan, nagaan of het behalen van de KRW-doelen mogelijk blijft. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar emissies van verontreinigende stoffen en anderzijds naar de effecten van fysieke ingrepen op de ecologie.

Activiteiten, waarvan de effecten in het kader van het opstellen van het waterplan al beoordeeld en meegenomen zijn, hoeven in principe niet opnieuw integraal getoetst te worden aan de KRW-doelen. Gedacht kan worden aan de maatregelen uit het KRW-maatregelenpakket. Maar ook aan reeds voorziene nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam.

Van deze maatregelen en veranderingen is in het stadium van planvorming namelijk al uitvoerig onderzocht in hoeverre ze bijdragen aan het halen van de KRW-doelen. Om die reden bieden de toetsingskaders voor dit soort activiteiten een eenvoudigere oplossing.

Aanvulling op bestaand beleid

De toetsingskaders vormen een aanvulling op het bestaande beleid. Ze worden alleen toegepast wanneer de activiteit of ontwikkeling op grond van het bestaande beleid zou worden toegestaan. Zo wordt voor lozingen het toetsingskader op dit moment alleen toegepast, wanneer deze op grond van de emissie-immissietoets al aanvaardbaar zijn gevonden. Op deze manier wordt niet onnodig extra getoetst aan de doelen van de KRW.

Een aanvullende toetsing op waterlichaamniveau blijft wel nodig. Omdat het bestaande beleid primair op lokaal niveau toetst. Bijvoorbeeld bij lozingen aan de rand van de mengzone.

Het bestaande milieubeleid in Nederland biedt al een hoge mate van bescherming voor de waterkwaliteit. Naar verwachting zal de aanvullende toetsing daarom in het merendeel van de gevallen geen extra beperkingen opleveren.

Ja, mits en nee, tenzij

Het toetsingskader is bedoeld om waterbeheerders op basis van een aantal heldere criteria onderscheid te laten maken tussen:

  • situaties, waarin gewoon vergund kan worden zonder verder onderzoek (ja, mits)
  • situaties waarin de aangevraagde vergunning niet zomaar kan worden verleend (nee, tenzij)

Voor deze laatste gevallen zal extra overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder vereist zijn.

Voorlopige oplossing

Het naast elkaar bestaan van deze toetsingskaders en het bestaande beleid is in beginsel bedoeld als voorlopige oplossing. Mede op basis van deze toetsingskaders zal in de toekomst gewerkt worden aan verdere integratie en vereenvoudiging van de toetsing en beoordeling van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven in het watersysteem.