Oog voor CO2, zee-eenden en broedval

Het aanbestedings- en vergunningstraject voor de pilotsuppletie is in volle gang. Wat houdt dat in, wat komt er bij kijken en wat staat er nog te gebeuren? Contractmanager Rianne Blom en ecoloog Bernadette Botman vertellen er meer over.

Zwarte zee-eend

Het aanbestedingstraject, waarbij Rijkswaterstaat marktpartijen heeft gevraagd een aanbieding in te dienen voor de uitvoering van de zandsuppletie, is bijna afgerond. De definitieve gunning aan één van de inschrijvers is in zicht, weet Rianne Blom. Zij is verantwoordelijk voor de gunning van het werk. ‘We startten enig tijd geleden een Europese aanbesteding op. Tijdens een inlichtingenbijeenkomst begin november 2017 kregen geïnteresseerde partijen meer informatie over de opdracht en over de specifieke omstandigheden waar ze bij de uitvoering rekening mee moeten houden. Na deze inlichtingenbijeenkomst kregen de geïnteresseerde partijen nog een aantal weken de tijd om hun aanvullende vragen schriftelijk bij ons in te dienen. Nadat de laatste informatie verstrekt was en alle vragen waren beantwoord, konden inschrijvers een aanbieding in te dienen.’

Keuze op basis van twee criteria
Nadat de aanbiedingen waren binnengekomen, zijn de aanbiedsommen en de scores op de CO2-reductieladder van de inschrijvers met elkaar vergeleken. De CO2-reductieladder is een certificaat dat bedrijven kunnen halen door CO2-reducerende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door energiezuinige boten te gebruiken. Uit deze vergelijking kwam de economisch meest voordelige inschrijver als ‘winnaar’ uit de bus. ‘Als projectteam hebben we de interne directie geadviseerd de opdracht aan deze partij te gunnen. Dit advies is recentelijk opgevolgd en alle inschrijvers zijn van dit voornemen op de hoogte gesteld. De komende periode krijgen de inschrijvers de tijd om, mochten ze hier behoefte toe hebben, te reageren op dit besluit. Vooralsnog zijn er geen bezwaren ingediend en gaan we er vanuit dat de geselecteerde aannemer het werk ook kan uitvoeren.’

Vergunningsaanvraag
Tegelijk met het aanbestedingstraject, liep het aanvragen van de vergunning Wet Natuurbescherming voor de pilotsuppletie. Ecoloog Bernadette Botman is hiervoor verantwoordelijk. Het vergunningstraject loopt al sinds 2016 en hangt sterk samen met het onderzoekstraject om de ecologische nul-situatie te bepalen. ‘Die onderzoeksgegevens zijn belangrijk om de aanvraag te onderbouwen’, zegt Bernadette. ‘Ze kwamen pas gaandeweg beschikbaar zodat we ook de gedane aannames in de vergunningsaanvraag konden staven.’ Inmiddels is de vergunning verstrekt.

Aantonen hoe we soorten ontzien
Met het in kaart brengen van de ecologische nul-situatie, is ook de definitieve vergunningsaanvraag gedaan bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In het kort is er een vergunning aangevraagd voor de suppletie van 5 miljoen kuub zand in de buitendelta aan de westkant van Ameland. In de aanvraag moet Rijkswaterstaat nauwgezet uitleggen wat ze precies gaan doen en wat daarvan de ecologische effecten zijn. En de basis voor die verantwoording levert het ecologische onderzoek dat is gedaan. ‘Belangrijk is dat we heel goed aangeven hoe we de diersoorten in het suppletiegebied ontzien – en als dat niet kan, hoe we de effecten zo klein mogelijk houden. Zo dienen we voldoende afstand van zeehonden en populaties zeevogels te bewaren om ze zo min mogelijk te storen.’

P1110307

Rekening houden met schelpdieren en zandspiering
Bijzondere zorg is er voor de grote banken van Spisula-schelpen die zich soms wel tientallen meters over de zeebodem uitstrekken. ‘Het uitgangspunt van de suppletie is om deze populaties in het bijzonder niet te schaden, aangezien vooral veel zee-eenden voor hun voedsel afhankelijk zijn van de Spisula. De suppletie vindt dan ook niet op of in de directe nabijheid van de schelpenbanken plaats. Ook houden we bij de planning rekening met de ‘broedval’, als er veel jonge schelpdiertjes in het water rondzweven.’ Daarnaast vonden we tijdens de ecologische nulmeting in september 2017 veel juveniele zandspieringen aan de noordoostkant van de geplande suppletielocatie. Deze zijn van belang als voedsel voor de kuikens van grote sterns in de broedperiode. Ook al is het op basis van deze ene meting niet zeker dat de juveniele zandspieringen zich hier permanent ophouden of zich juist verplaatsen, we hebben er voor de zekerheid wel voor gekozen het ontwerp van de suppletie iets aan te passen. Zo wordt de plek waar veel juveniele zandspieringen zijn waargenomen, ontzien.

Veel aandacht voor bewoners en belangengroepen
De periode waarin bezwaar gemaakt kon worden is net afgelopen. Bernadette vertelt dat er geen kritische vragen van de omwonenden en andere belanghebbenden zijn gekomen. ‘We hebben vanaf het eerste moment contact gehad met belangengroepen. Wat vooral meehielp bij het overtuigen van mensen en organisaties, is het feit dat we gedegen onderzoek doen naar de natuurwaarden van buitendelta’s, waar nog heel weinig over bekend is, en hoe we suppleties kunnen uitvoeren met zo min mogelijk schade aan de natuur.’