Netten vol zandspiering

Al enige tijd ligt er 5 miljoen kuub extra zand in het Amelander zeegat. Wat doet dat precies met de zeedieren? Hoe gedraagt het zand zich? Marien bioloog Cor Schipper en technisch manager Harry de Looff vertellen er meer over.

T1-meting in de nacht

Cor ging in juni 2019 voor het eerst sinds de pilotsuppletie in februari 2019 is opgeleverd de zee op gezamenlijk met RWS en Wageningen Marine Research om te controleren hoe populaties vissen op de suppletielocatie mogelijk zijn beïnvloed. Het stormde flink en de zee was zeer onstuimig. Toch kon het 1e deel van de bemonsteringcampagne, van de zogenoemde T1-meting, doorgaan. Dat leverde een grote verrassing op. ‘We verwachtten wel veranderingen van de bodemvisgemeenschap, maar niet dat we zo’n 700 jonge en oudere zandspieringen met het sleepnet naar boven zouden halen, met name op de suppletielocatie. Dat zijn er bijna 5 keer zoveel als we in 2017 vingen.’

Gissen naar waarom

Voorlopig is het nog gissen naar waarom de (jonge) vissen, die uit 3 verschillende soorten zandspiering bestaan, zo massaal op de aangebrachte zandsuppletie werden aangetroffen. ‘Het kan een seizoensvariatie zijn. Of precies een juiste habitat, bijvoorbeeld de korrelgrootte van het zand die het ideaal maakt voor ze. Het is in ieder geval interessant dit verder te onderzoeken, in relatie tot de aangebrachte suppletie. Mede omdat de zandspiering een belangrijk rol heeft in het ecosysteem en veel zeevogels en zeehonden deze vis eten.’

Vangst T1-meting

210 boringen

In september volgde deel 2 van de T1-meting, waarbij RWS samen met het onderzoeksbureau Eurofins-AquaSense het veldonderzoek verricht. Binnen dat onderdeel werden er op zo’n 210 monsterpunten boringen uitgevoerd om vooral de kleine bodemdieren onder het zand te bestuderen. ‘De analyses van die monsters zijn in volle gang. In 2020 weten we er meer over.’ Na de T1-meting, volgt in 2021 de T2-meting. Hoeveel ecologisch en morfologisch onderzoek is nodig om erachter te komen welke impact een suppletie op de lange termijn heeft? ‘Onderzoek aan de Maasvlakte en de Zandmotor leert ons dat er wel 10 jaar monitoring nodig is om een onderbouwde uitspraak te kunnen doen. We hebben die tijd nodig. Aangezien de kennis ook bij andere suppletieprojecten van pas komt.’

Zand blijft op zijn plek

Naast het ecologisch onderzoek, vindt er ook nog steeds hydromorfologisch onderzoek plaats. In maart was er een tussenevaluatie van het morfologisch gedrag tijdens de suppletie en vanaf afronding van de suppletie zijn er elke 3 maanden metingen verricht. Dat gebeurde door middel van bodempeilingen met een meetschip. Daarnaast worden ook radarbeelden gebruikt vanaf de vuurtoren van Ameland om de ontwikkelingen in bodemligging te volgen. Harry de Looff, technisch manager: ‘Net na de suppletie konden we al vaststellen dat het zand redelijk op zijn plek blijft. De periode na aanleg kenmerkte zich door relatief rustig weer, in die periode is er geringe verandering opgetreden. Ik zie uit naar komende winter als er wat stormen zijn geweest en welke gevolgen dat heeft op de vorm en de verplaatsing van het aangebrachte zand’.

Radarmetingen vuurtoren

Spannende tijden

Meer nieuws is er over het meer fundamentele onderzoek waarbij Harry met hulp van Deltares beter wil berekenen hoeveel zand er nodig is om het Nederlandse kustfundament op peil te houden. ‘Het zijn spannende tijden, de data is nu grotendeels verwerkt en geanalyseerd door Deltares. Mondjesmaat druppelen de eerste voorzichtige conclusies binnen. Aan ons om die te interpreteren en straks al die stukjes samen te brengen.