Fysische verwerking

Ontwateren, rijpen
Bij deze technieken wordt de baggerspecie in een (tijdelijk) depot uitgespreid in lagen van een halve tot een meter hoog. Door drainage kan de specie ontwateren. Van ‘natuurlijke’ ontwatering wordt gesproken, wanneer het proces na de ontwatering wordt gestopt. Vooral zandrijke specie kan op deze manier in korte tijd in volume afnemen. Andere typen specie hebben na de ontwatering nog meer bewerkingen nodig, bijvoorbeeld rijpen onder invloed van fysische en chemische processen. Deze techniek is geschikt voor matig verontreinigde specie. Door rijpen verandert de structuur. Met weinig bewerkingen worden organische stoffen afgebroken, met als resultaat grond die weer gebruikt kan worden.

Sedimentatiebekkens en hydrocyclonen
Bij deze technieken worden de relatief licht verontreinigde zanddeeltjes (>63 µm) gescheiden van de relatief zwaar verontreinigde slibdeeltjes (<63 µm). Het resultaat is een herbruikbare zandfractie en een verontreinigde slibfractie. Deze verontreinigde slibfractie kan worden nabehandeld of worden gestort.

Het sedimentatiebekken bestaat uit een groot depot, waarin aan één zijde een verdunde slurry van baggerspecie wordt ingespoten. De zware deeltjes bezinken sneller dan de lichtere en bezinken daardoor aan de inspuitzijde van het depot. De lichtere deeltjes met de verontreinigingen worden verder met het water meegevoerd en bezinken aan de overzijde van het depot.

Een hydrocycloon is een conisch gevormd apparaat. De slurry wordt aan de bovenzijde ingevoerd. Onder invloed van de zwaartekracht en gravitatiekrachten verlaat de slibfractie de cycloon aan de bovenzijde en de zandfractie aan de onderzijde. Een hydrocycloon scheidt de fracties nauwkeuriger dan een sedimentatiebekken. Bij slibrijke specie worden de bekkens niet ingezet, omdat dan het rendement te laag is. Ook voor hydrocycloons geldt dat het rendement afneemt naarmate minder zand in de specie aanwezig is.