Programma KZH: het effect van de zoetwaterstrategie op het rivierensysteem

In de uitvoering van de Strategie klimaatbestendige zoetwatervoorziening hoofdwatersysteem (KZH) wordt gewerkt aan de optimale verdeling van het beschikbare zoetwater om de droogte effectief te bestrijden. De rivieren spelen hierin een essentiële rol. Denk aan het (aan)vullen en in stand houden van zoetwaterbuffers zoals het IJsselmeer.

Volgens Koen van der Werff, programmamanager van KZH, is het essentieel om de samenwerking op te zoeken met programma’s die zich bezighouden met rivierbodemontwikkelingen: ‘zo creëren we een win-winsituatie.’

Door klimaatverandering krijgt Nederland vaker te maken met droogte en laag water. Het wordt warmer, er valt periodiek minder regen en er stroomt vaker minder water via de rivieren Nederland binnen. De huidige zoetwaterstrategie is hierdoor op de lange termijn niet houdbaar. Binnen het Deltaprogramma Zoetwater heeft daarom een herijking van de zoetwaterstrategie plaatsgevonden.

Nieuwe strategie

‘De urgentie werd met name gevoeld in 2018,’ vertelt Van der Werff. ‘In dit jaar was de zoetwatervoorziening erg kwetsbaar. Er was bijvoorbeeld sprake van verzilting op het IJsselmeer, waardoor één van de inlaatpunten van het drinkwaterbedrijf van Noord-Holland in gevaar kwam.’ Daarom is binnen het Deltaprogramma Zoetwater nagedacht over een nieuwe strategie, om in 2050 weerbaar te zijn tegen zoetwatertekorten. Daar zijn drie mogelijke strategieën uitgekomen:

  1. voortzetten van de huidige zoetwaterstrategie en mogelijke watertekorten accepteren
  2. uitvoeren van grote infrastructurele ingrepen, zoals het afsluiten van de Rijn-Maasmonding met zeesluizen
  3. een tussenweg. Hierbij is de huidige zoetwaterstrategie het uitgangspunt en kijken waar we die kunnen optimaliseren en robuuster maken. En zo meebewegen met een flexibel inzetbaar zoetwaternetwerk

Waterverdeling optimaliseren

‘Die derde optie is als voorkeurstrategie gekozen en opgenomen in het Nationaal Water Programma,’ legt Van der Werff uit. ‘Hierbij denken we aan kleinschalige ingrepen die het huidige watersysteem zo robuust mogelijk maken, en met een optimale waterverdeling het zoetwater daar waar nodig zo lang mogelijk beschikbaar houden. Met andere woorden: we willen de bestaande infrastructuur optimaliseren, zonder grootschalige investeringen.’

‘We onderzoeken bijvoorbeeld het mogelijk toekomstige gebruik van de Amsterdam-Rijnkanaalroute, om water van de Waal naar het Marker- en IJsselmeer te kunnen brengen. Daarvoor zijn aanpassingen nodig aan bestaande infrastructuur. Hierbij moet er dan ook nieuw gemaal komen tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het IJmeer. Daar is dus wel sprake van een investering.’

Schip vaart over de Oude Maas bij Heerjansdam

Samenspel met rivieren

Als we kijken naar het rivierengebied zijn er al veel ontwikkelingen. Zo wordt er momenteel gewerkt aan een beleidskeuze rivierbodemligging in het kader van Integraal Rivier Management (IRM). Volgens Van der Werff ligt hier een verbinding met KZH. ‘De rivierbodem en het sturen van water in het rivierensysteem heeft een rechtstreekse relatie met waar we vanuit KZH aan werken. En dáár ligt ook gelijk een uitdaging: de bodemligging is van groot belang voor het kunnen aanvullen en gebruiken van het IJsselmeer als zoetwaterbuffer. Wij zijn een startend programma en we moeten nu heel goedkijken wat er allemaal al gaande is én hoe we die programma’s zo slim mogelijk aan elkaar kunnen knopen.’

Dat is volgens Van der Werff nodig zodat er keuzes gemaakt worden die goed werken voor het creëren van een robuuste zoetwatervoorziening. ‘Het tijdig uitwisselen van kennis tussen de verschillende programma’s zal zo een win-winsituatie opleveren.’

Aansluiting zoeken

Om deze reden wordt het programma KZH niet alleen door RWS, maar samen met de regionale partners vormgegeven. ‘Vanuit het Deltaprogramma zoetwater zijn de waterschappen, provincies en de zoetwaterregio’s aangehaakt en onderdeel van het programmateam, vertelt Van der Werff. ‘Zij spelen een belangrijke rol in de verbinding met stakeholders en waterbeheerders. In regionale overleggen, zowel ambtelijk als bestuurlijk, kijken we samen welke kant we op gaan bewegen en hoe we tot verschillende varianten van waterverdeling gaan komen. Onze wens en uitnodiging is daarom: laten we elkaar opzoeken!’

De aanloop naar de nieuwe strategie loopt van 2022 tot en met 2027. Dat gebeurt in drie fases: nader onderzoek:

  • in de eerste periode kijken we wat de mogelijkheden zijn om het water anders te sturen
  • oefenen: we proberen de verschillende varianten uit in de praktijk. Hieronder valt ook een economische studie over de voor- en nadelen voor de gebruikers
  • besluitvorming: het bestuurlijk vaststellen in het Bestuurlijk Platform Zoetwater